zondag 20 december 2020

De buien ruzie

 Hallo fans

Kennen jullie Koos Matroos nog?

Hij krijgt heel wat gedoe...

met enkele buien.



De buien ruzie


Voorbij de Nevelwouden en de Mistige Vlakte ligt de Kumuluszee. Hier woont Koos Matroos. Koos dobbert met zijn bootje op de Kumuluszee.  Tevreden kijkt hij rond. 

Koos Matroos

Helemaal achteraan de zee loopt een streep. Daar is het einde van het Grote Wolkenrijk Kroelonia. Bij de streep wonen de hoestbuien. De hoestbuien zijn wolkje over aan het spelen. Alle wolkjes liggen op een rijtje. Het achterste wolkje springt over alle andere wolkjes heen naar voren. Dan is het wolkje vooraan. Nu is er een ander wolkje achteraan. Het achterste wolkje springt weer naar voren. En ga zo maar door. Koos moet er om lachen. De hoestbuitjes hoeven niet meer zo te kuchen en te hoesten. Alles gaat helemaal goed. Koos gaat op de bodem van zijn boot liggen. Hij doet zijn ogen dicht. Koos valt langzaam in slaap.

wolkje over


"Spettter RET-E-KE-TET".

Koos schrikt wakker. Hij kijkt om zich heen. Het is helemaal donker geworden. Hij is kletsnat. Er liggen ook allemaal hagelsteentjes in zijn boot. Koos Matroos kijkt omhoog.  Daar drijven allemaal donkere wolken. Ze gaan naar de streep achteraan op de Kumuluszee. Uit de donkere wolken valt regen en hagel. Oei oei, denkt Koos, regen en hagelbuien. Wat komen die hier doen?

"Oehoeoe snif snif".

Koos kijkt om. Vanachter komen er nog meer buien. Huilbuien deze keer. Vanaf de overkant komen er lachbuien en driftbuien aan. Je hoort ze al van verre.

"Haa hahahoei"
"GRRR.GRRR".
 
De driftbuien zien zelfs een beetje rood. Het lijkt wel of ze ruzie hebben. De hoestbuitjes zijn bij elkaar gekropen en kijken angstig omhoog. Precies boven de hoestbuitjes komen alle buien bij elkaar.
"Wegwezen. Dit is ons plekje", sissen de driftbuien.
"Mooi niet", schreeuwen de regen en hagelbuien terug. De lachbuien kunnen er alleen maar om lachen.
"Pardon...ons plekje", lachen ze vrolijk.

"Niet waar...niet waar", janken de huilbuien. Dan botsen de driftbuien tegen de hagel en regenbuien. De huilbuien en lachbuien zitten er precies tussenin.
"Kaboem.  FLITs', gaat het. Het begint nu heel hard te regenen. De hagelstenen komen nu ook naar beneden. De huilbuien janken met een angstaanjagend geluid. De lachbuien komen niet meer bij van het lachen. En heel zachtjes hoor je ook de hoestbuien kuchen. De bliksemflitsen schieten alle kanten op.

Koos heeft zich onder het zeil van zijn boot verstopt. Die hagelstenen doen zeer als je ze op je kop krijgt. Echt wel. Als het even stil is durft hij te kijken. De buien liggen nog steeds tegen elkaar aan.
"Grrrr".
De driftbuien zijn nog steeds kwaad. Ze zien nu helemaal rood. De regen en hagelbuien zijn nog donkerder geworden.
"Oei oei. Dat loopt niet goed af", mompelt Koos. Daar beginnen de bliksemflitsen, het geregen en vallende hagelstenen weer. Koos kruipt weer onder het zeil. Er schijnt geen einde aan te komen. 

Het duurt een hele tijd. Maar dan is het weer stil. Koos kruipt onder het zeil vandaan. Het is toch te gek voor woorden, denkt Koos. Hij gaat rechtop in zijn boot staan.
"AHOY...AHOY...STELLETJE RUZIEMAKERS", roept Koos heel hard. Een van de driftbuien hoort hem. De bui stuurt meteen een bliksemflits op Koos af. De flits komt voor Koos zijn voeten terecht. Hij duikelt zo overboord. Van de schrik.
Daar spartelt Koos Matroos in de dunne Kumuluszee. Hij moet weer snel aan boord van zijn boot zien te komen. Anders...zakt hij zo door de platte blauwe zeewolken.
En dan kom je niet meer boven. Koos spartelt naar de boot. Maar zijn boot drijft steeds verder weg. Koos Matroos begint moe te worden.


De hoestbuitjes hebben het gezien. Voorzichtig drijven ze onder de ruziemakers door naar de boot van Koos. Ze durven niet te kuchen of te hoesten. De hoestbuitjes gaan langs de boot drijven. Ze proberen de boot naar Koos te duwen. Het lukt niet. De buitjes zijn niet sterk genoeg. De lachbuien zien wat er gebeurt bij de boot van Koos.  De lachbuien komen ook helpen. De boot drijft nu een beetje naar Koos toe. Koos Matroos is al een paar keer kopje onder geweest. De buien moeten vlug zijn...anders is het te laat...
De andere buien komen nu ook helpen. Behalve de driftbuien. De huilbuien lachbuien regen en hagelbuien duwen de boot naar Koos Matroos. De hoestbuien helpen Koos in de boot klimmen. Koos ligt plat op de bodem van zijn boot. Hij is erg moe van al dat gespartel. Niet veel later zit Koos alweer rechtop. Hij bedankt de buien voor hun hulp. Alle buien willen weer in de lucht gaan hangen, maar...
De driftbuien houden ze tegen.
"Ons plekje. Ga maar ergens anders hangen", sissen ze tegen de andere buien. De huilbuien beginnen weer te janken. De regen en hagelbuien worden alweer donker. De lachbuien doen met de huilbuien mee.
"O nee. Daar gaan we weer", mompelt Koos. Hij gaat rechtop in de boot staan.
"HEEE...RUZIEMAKERS", roept Koos. De buien stoppen met ruziemaken. Ze kijken naar beneden naar Koos.
"Waarom maken jullie ruzie? Er is toch lucht genoeg", roept Koos naar boven.
"Bemoei je er niet mee. Alle lucht is van ons", schreeuwen de driftbuien terug. De driftbuien hebben zich helemaal opgeblazen. De andere buien hebben zo geen plaats meer in de lucht.
Koos krabt zich eens achter de oren. Wat nu gedaan?

Heel hoog boven het Wolkenrijk Kroelonia vliegt Bolle Jan de wind. Hij heeft de hele ruzie van boven af gezien. Hij heeft ook gezien dat bijna alle buien Koos geholpen hebben. En die driftbuien zitten weer dwars. Jan de wind heeft er genoeg van. Hij zal Koos en de buien wel eens helpen.
Koos Matroos staat nog steeds op zijn boot naar boven te kijken. Dan voelt hij dat de wind begint te waaien. Steeds harder. Koos denkt dat ie weet wat Bolle Jan de wind gaat doen.
"Alle buien en buitjes opgelet...Kom achter de boot zitten...de wind komt eraan", roept Koos. Zo gezegd zo gedaan. De hoestbuitjes zitten bij Koos in de boot. De huilbuien, lachbuien en regenbuien zitten achter de boot. De hagelbuien hangen langs de boot. Iedereen is stil.
De wind waait nu heel hard. De driftbuien weten niet wat er gebeurt. Nu gaat het stormen. De driftbuien kunnen niet meer blijven hangen. Ze waaien heel snel weg. Niemand heeft de driftbuien nog gezien.

Alles is weer rustig. Koos dobbert weer op de Kumulszee. De wind is gaan liggen. De lucht is blauw. Geen wolkje te zien. Of toch wel. Bij de streep achteraan op de Kumuluszee spelen de hoestbuien samen met de lachbuien wolkje over. De andere buien zijn ergens anders heen gegaan. Er is toch lucht genoeg, niet dan...ja toch.

Da's waar lucht genoeg.
Maar wat een raar verhaal.
Nooit geweten dat buien ruzie kunnen maken.
Nou ja...zo zie je maar weer.



Joepddoei en de mazzel

DJEK


dinsdag 10 november 2020

De Zee van Kumulus

Hallo fans 
Daar zijn we weer
met een nieuw avontuur
van de Kroelioos.
Deze keer een heel speciale Kroelio


De Zee van Kumulus

Op het Hemelse Plein lopen Spikkel en Stippel elkaar te duwen.
Stippel acrobaat

Spikkel

Dan loopt Spikkel naar achteren. Hij springt zo bij Stippel op zijn rug. Stippel schrikt ervan. Samen vallen ze op de grond. Spikkel giert van het lachen. Stippel niet, die is boos. Woedend staat hij op.
"Ben jij helemaal gek geworden? Zomaar op mij te springen", snauwt Stippel. Spikkel staat ook op. Hij hikt nog na van het lachen.
"Nee hoor ik ben niet gek. Maar...wat ben jij voor acrobaat? Zo een die zijn evenwicht niet kan houden en omvalt?" antwoordt Spikkel. Meteen begint hij weer te lachen. Stippel kijkt hem vuil aan.
"Ja lach maar. Ik hoef tenminste niet iedere keer naar mezelf te kijken. In een spiegel", sist Stippel. Nu is Spikkel boos. Ze gaan met hun ruggen tegen elkaar staan. Ze kijken elkaar niet meer aan. Ze praten zelfs niet meer met elkaar.
Spikkel en Stippel zijn zich aan het vervelen. Ze hebben niets te doen.

Voor het Luchtkasteel zit Mo op een bankje. Ferd zit ook op het bankje.
"Gaat het Mo", vraagt Ferd aan zijn vriend.
Ferd
Oran
"Het gaat wel. Ik ben alleen nog steeds zo moe. Komt door dat 4us denk ik", zegt Mo. Ondertussen komt Oran aangelopen.
"Hee Mo...hoe gaat het?" roept Oran.  Mo kijkt zijn twee vrienden aan.
"Het gaat wel. En verder zou ik willen dat jullie dat niet iedere keer vragen. Daar wordt ik zoooo...moe van", zegt Mo.
Mo



"Al goed...al goed", zegt Oran. Hij gaat ook op het bankje zitten. 
"Waar zullen we dan over praten?", vraagt Ferd. 
"Over ontdekkingen", fluistert Oran geheimzinnig.

Stippel en Spikkel staan nog steeds met hun ruggen tegen elkaar. Stippel ziet Mo, Oran en Ferd op het bankje zitten. Hij draait zich om naar Spikkel. 
"Zullen wij die drie eens gaan afluisteren?" wijst Stippel. Spikkel begint te lachen. Het tweetal sluipt langzaam naar de drie Kroelioos toe. Ze staan aan de zijkant van het Luchtkasteel. Spikkel en Stippel kunnen nu horen wat er gezegd wordt.

"Wil jij nog iets gaan ontdekken Mo?" vraagt Ferd.
"Op het moment niet. Ben veel te moe", antwoordt Mo.
"Waar ben jij nu nog nooit geweest?" vraagt Oran. Dat is een goede vraag. Hier moet Mo even over nadenken. Mo krijgt altijd een rimpel boven zijn ogen als hij diep nadenkt.
"Hmmm...ik ben al een paar keer naar de Oranje Vlakte geweest. Ook naar het Wie Wat Waar land. De Nevelwouden. Het Woeste Westen Wolkenland. De heuvels van Oen", mompelt Mo.
"Maar...ik ben nog nooit naar het Zuiden gegaan", zegt Mo ineens.
"Het Zuiden?" vraagt Ferd
"Waar is dat?" vraagt Oran.
"Nou...je gaat niet naar de Wolkenfabriek...maar helemaal de andere kant op". wijst Mo. Ferd en Oran kijken elkaar aan. Ze weten niet waar Mo het over heeft.

Stippel fluistert tegen Spikkel: "Kom we gaan". Het tweetal sluipt weg van het Luchtkasteel.
"Heb je het gehoord?" fluistert Stippel geheimzinnig tegen Spikkel.
"Ja...het Zuiden ",fluistert Spikkel terug.  Stippel geeft Spikkel een duw.
"Doe normaal...we gaan naar het Zuiden...ja. Wat Mo kan kunnen wij ook", zegt Stippel.
"Hoe bedoel je?" vraagt Spikkel.
"We gaan op avontuur",  roept Stippel.
"YEEEEEHHHH".

De twee Kroelioos rennen over het Hemelse Plein naar een van de regenboogbruggen.

Op de brug blijven ze staan.
"Waar o waar is het Zuiden?" peinst Spikkel.
"Die kant op is de weg naar de Wolkenfabriek', wijst Stippel.
"Hmmm...naar de andere kant zei Mo. Maar daar is geen brug...", mompelt Spikkel.
"Dan maar eerst naar de Nevelwouden", stelt Stippel voor. Ze steken de brug over. Nu komen ze bij het huisje van Klad. Klad zit op zijn bankje voor zijn huisje. Hij ziet de twee Kroelioos aankomen en begint te lachen.
"Hee daar. Waar gaan jullie naar toe? Zo ver van huis", lacht Klad.
Klad
"Wel meneer Klad wij gaan naar het Zuiden", zegt Stippel deftig.
"Waaauw. Naar het Zuiden?" vraagt Klad verbaasd.
"Alleen...weten we niet...precies...waar dat is", zegt Spikkel verlegen.
"O...da's makkelijk. Hier rechtdoor ga je de Nevelwouden in. Maar als je zo voor mijn huisje doorloopt ga je naar het Zuiden", wijst Klad.
"Dank je wel", zeggen Spikkel en Stippel tegelijk. 
"Wacht eens...wie ging er nou ook naar het Zuiden?...lang geleden", mompelt Klad. Spikkel en Stippel kijken elkaar aan. Ze weten het niet. 
"O ja...dat was Koos Matroos...die ging een boot zoeken of zoiets", roept Klad ineens. 
"Goed Klad. We gaan weer verder", zegt Stippel ongeduldig. De twee Kroelioos lopen door.
"Eerst komen de Mistige Velden. Niet verdwalen hoor...", roept Klad hen na.
De twee zwaaien nog naar Klad en lopen weg.

Even later vraagt Spikkel: "Wat zei Klad?"
"Iets over een veld of zoiets...niet belangrijk", antwoordt Stippel. De twee Kroelioos huppelen verder. Ze hebben goede zin. Het gaat fantastisch dat avonturen. De bomen van de Nevelwouden zijn verdwenen. Alleen nog maar wolkenvelden te zien. Spikkel en Stippel staan stil. Wat kunnen ze nu ver weg kijken. Ze gaan even op de wolkengrond zitten. Even uitrusten.
"Ik heb eigenlijk best wel een beetje honger",  zegt Spikkel.
"Ik ook...maar we hebben geen eten meegenomen. Vergeten", zegt Stippel treurig. Daar zitten ze dan. Moe en hongerig.

"WhooeOeoe"

Spikkel springt op.
"Wat was dat?" gilt Spikkel. Stippel staat ook op. De twee Kroelioos kunnen nu niet meer zo ver kijken. Overal mistflarden. Ineens komt een mistflard heel dichtbij.
"WHOeoe...", roept de flard. De Kroelioos staan als aan de grond genageld. Ze durven zich niet te bewegen.
"E...een...sp...spook", fluistert Spikkel. 
"Spoken bestaan niet. Spikkel mag ik jou spiegel lenen?" zegt Stippel. Spikkel geeft hem de spiegel. Daar komt weer een mistflard aan.

"WHoeOeOe" . 

Stippel houdt de spiegel voor de flard. Het ding schrikt en maakt dat ie wegkomt. De andere mistflarden vluchten ook weg.
"Kom mee. We gaan snel verder", zegt Stippel. Op een holletje gaan Spikkel en Stippel er van door.

"We zijn nu wel erg ver van huis. Zouden we al in het Zuiden zijn?" vraagt Spikkel.
Stippel haalt zijn schouders op. Hij weet het ook niet. Ze staan voor een vlakte van platte lichtblauwe wolken. Spikkel duwt Stippel omver en rent hem voorbij.
"Wie het eerst aan de overkant is", schreeuwt hij naar Stippel.

"FLOns".

Weg is Spikkel. Stippel vliegt overeind.
"Spikkel...Spikkel...waar ben je?" roept Stippel heel hard.
"UCh...Uche...sproet...hier", schreeuwt Spikkel terug. Vlug trekt Stippel hem uit de wolken brei.
"Wat is dat voor iets?...zijn het drijfwolken?" vraagt Stippel.
"Nee...dat niet...maar je zakt er wel zo doorheen", proest Spikkel.

"RINkel...de tinkel", klinkt het. Verschrikt kijken de Kroelioos op. Daar komt iets aan. Over de platte blauwe wolken kijkt een groot oog de Kroelioos aan.
"MONSTER", schreeuwen Spikkel en Stippel tegelijk. Ze maken dat ze wegkomen.  

Koos Matroos
"Ahoy...ahoy stelletje wolkenlandrotten...waar gaan jullie naar toe?" roept een ruwe stem. Spikkel en Stippel staan stil. Langzaam draaien ze om. Op het 'monster' staat... een Kroelio. Verbaasd lopen de Kroelioos terug. 
"Wie...wie...ben jij?" stamelt Stippel. Spikkel verschuilt zich achter Stippel.
"Ahoy...ze noemen mij Koos Matroos...de schrik van de Kumuluszee", zegt de Kroelio op het monster.
"Ha ha...dat laatste is niet waar hoor", lacht Koos. 
"En jij woont in een monster?", vraagt Stippel weer. Koos moet hier heel hard om lachen.
"Een monster?...nee dit is Ferdinand...of Ferd...mijn boot", wijst Koos Matroos naar het monster. 
"En dat grote oog dan?", wijst Spikkel.
"Dat oog is op het wolkenzeil geschilderd door Klad Kroelio. Om de andere zeemonsters bang te maken", zegt Koos Matroos.
"Rinkeldetinkel". 
"En ik heb ook een bel", lacht Koos.
Even later zitten de drie Kroelioos op de boot van Koos. Spikkel en Stippel zijn niet meer bang. Ze zitten gezellig te praten. Van Koos krijgen ze ook nog eens iets te eten.
"Waarom heet jou boot Ferdinand of Ferd?", vraagt Spikkel aan Koos.
"Nou...hij lijkt wel een beetje op Ferd Kroelio vindt je niet?", zegt Koos.
"Ja...Ferd is ook groen", grapt Stippel. Daar moeten ze alle drie hard om lachen.
Het is tijd om te gaan slapen. Spikkel en Stippel zijn moe van...dat avonturen.

De volgende dag staan Spikkel Stippel en Koos Matroos over de Kumuluszee te kijken. Helemaal achteraan de Zee loopt een streep.
"Wat is daar?", wijst Stippel naar de streep.
"Dat...is het einde van Kroelonia. Als je over de streep gaat val je naar beneden...naar de mensenwereld", vertelt Koos. 
"Ben jij al eens bij die streep geweest?", vraagt Spikkel.
"Ja...één keer...", zegt Koos. Koos wordt een beetje wit rond zijn neus.
"Toen ik daar was...waren er ineens...allemaal kleine zwarte wolkjes. Ze riepen iets van ukke...ugge of zoiets. Er vliegt daar ook iets rond. Dat iets roept dan heel hard...taaka of tokka...Heel eng", fluistert Koos.
"Ja ja. Dat wil ik nog wel eens zien", roept Stippel ineens. Want Stippel is nergens bang van. Spikkel wel.
"Durf jij nog een keer naar de streep te varen?', vraagt Stippel aan Koos.
Koos laat zich niet kennen.
"Natuurlijk wel", zegt hij stoer. Spikkel wil liever niet mee. Hij vindt het heel gevaarlijk allemaal. 
"Goed...als die mistflarden maar niet terugkomen", zegt Koos. Spikkel gaat toch maar mee.

Even later varen ze al op de helft van de Kumuluszee. Bolle Jan de wind blaast hard in het zeil van de boot. Dan rolt Koos Matroos het zeil op. Zodat de wind er niet meer in kan blazen. Langzaam vaart de boot naar de rand van Kroelonia. Een eindje voor de streep stopt de boot. Het is doodstil...er gebeurt niks. 
Stippel de stoere acrobaat, wil wel eens over de rand naar beneden kijken.
Koos Matroos en Spikkel vinden dat heel gevaarlijk. Maar Stippel wil toch gaan kijken. Koos heeft een heel lang wolkentouw op zijn boot liggen. Hij bindt Stippel aan het touw vast.
"Wij zullen hier op de boot het touw vasthouden. Kan jij even over de rand gaan hangen", zegt Koos.
"Maar niet te lang...", fluistert Spikkel bezorgd. Stippel neemt een grote sprong. Hij vliegt zo over de rand van Kroelonia.

Daar hangt hij dan. Stippel kijkt zijn ogen uit. Helemaal beneden is de mensenwereld. De mensen zien er heel klein uit. Dan kijkt hij naar de rand van het Grote Wolkenrijk Kroelonia. In de rand zitten hier en daar gaten. Zo nu en dan vallen er platte blauwe wolkjes over de rand. Deze wolkjes zweven zo naar beneden.
"Wat zou er in die gaten zitten?", mompelt Stippel. Hij kan het niet goed zien. Stippel begint te schommelen. Zo komt hij steeds dichter bij de donkere gaten.

Boven in de boot houden Koos en Spikkel het touw goed vast. Het wolkentouw beweegt steeds harder heen en weer.
"Wat is ie toch aan het doen?", schreeuwt Spikkel.  Koos haalt zijn schouders op. Hij weet het ook niet.
"TJAKKA", schreeuwt een stem.  Er vliegt iets rakelings langs de hoofden van Koos en Spikkel. Van schrik laten de twee Kroelioos het touw los...Koos en Spikkel liggen op de bodem van de boot. Er is iets op de boot gaan zitten. Voorzichtig kijkt Koos omhoog. Daar zit een vogel met een bril op naar Koos te staren. De vogel heeft ook een hoed op. Een vreemde vogel.
"TJAKKA", schreeuwt de vogel weer. Koos staat op. Het is geen grote vogel. Koos is niet bang uitgevallen. Hij pakt de vogel stevig vast.
"Wie ben jij?...wat kom je hier doen? sist Koos Matroos.
"Tsakka...kan ik ook aan jou vragen...blauw monster...dat je bent", sist de vogel terug. Dan springt Spikkel op.
"Nee...nee...Koos...we hebben het touw losgelaten...Stippel", roept Spikkel verdrietig. Koos schudt de vogel flink door elkaar.
Ulegere de uil

Allemaal jou schuld...", schreeuwt hij woedend.
"Niet waar...niet waar...tjakka", piept de vogel. Koos laat de vogel los. Hij gaat naast Spikkel zitten. 
"Zijn we Stippel nu kwijt", vraagt Spikkel aan Koos.
Koos geeft geen antwoord.

Stippel schommelt steeds harder. Ineens valt het touw naar benden. Stippel kan nog net naar een van de donkere gaten duiken. Hij rommeldebomt zo het gat in. 
Stippel gaat rechtop zitten. Hij ziet niets zo donker is het. Alleen bij de ingang is het licht.
"Hier maar wachten. Zit niks anders op", mompelt Stippel. Zo zit hij een hele tijd bij de ingang van het gat naar beneden te kijken.
Wat zou er toch gebeurd zijn? Waarom is het touw losgeschoten? Waarom komt niemand mij halen? denkt Stippel.
"Ugge...uch", hoest een stemmetje. Stippel draait zich met een ruk om. In de verte ziet hij twee glimmende oogjes.
"Wie is daar?" schreeuwt Stippel. Hij springt op. De oogjes zijn weer weg. Voorzichtig loopt Stippel naar de achterkant van het donkere gat.
"UGGe...kuch...hoest. UCH".
Stippel blijft staan. overal om hem heen zijn oogjes. Veel oogjes. Stippel durft niet te bewegen.
Hoestbuien


"H...hal...hallo...oogjes", stottert Stippel. De oogjes komen dichterbij.
"Ik...euh...ikke...ben Stippel. Wie zijn...jullie?, vraagt Stippel. De oogjes beginnen luidruchtig te hoesten, uchen en proesten. Dan is het stil.
Een klein stemmetje zegt: "Wij zijn de hoestbuien". 
"Niemand vindt ons aardig", zegt een ander stemmetje verdrietig. 
"Waarom niet?" vraagt Stippel weer.
"Geen mens wil verkouden zijn. Niemand wil hoesten", zegt weer een andere stem.
"Daarom hebben wij ons hier verstopt. Heeft niemand last van ons", fluistert het verdrietige stemmetje weer. Stippel is er stil van geworden. Wat een zielige verhalen allemaal.

Op de boot kijkt de vreemde vogel naar Spikkel en Koos.
"Ik ben de uil Ulegere. Ik bescherm de hoestbuien tegen zeemonsters. En jij bent een zeemonster", wijst de uil naar Koos. Koos kijkt Ulegere raar aan.
"Ik...Ik ben een monster?" zegt Koos. De vogel kijkt Koos boos aan.
"Jij gaat steeds heen en weer over de Kumuluszee. En dat grote oog van jou kijkt overal heen. De hoestbuien zijn bang van jou", zegt Ulegere. Koos Matroos snapt er niks van.
Ulegere

 
"Dit is een boot...geen monster...doet helemaal niks hoor", wijst Koos naar de boot. Ulegere snapt het.
"Ooooh...verkeerd gezien...sorry", fluistert de uil. Spikkel hangt een beetje overboord in de Kumuluszee te turen.
"Stippel...lieve Stippel...waar ben je?" jammert Spikkel. Ulegere de uil gaat naar Stippel toe.
"Is je vriendje over de rand gevallen? " vraagt de Uil. Spikkel knikt van ja.
"Ik kan wel even gaan kijken. Misschien hebben de hoestbuien hem wel opgevangen" zegt de uil weer. Spikkel knikt weer van ja. De uil vliegt weg. Hij duikt zo over de rand. Weg is ie. 
Stippel kijkt naar Koos Matroos.
"Wat zijn hoestbuien?" vraagt Stippel. Koos weet het niet.

Stippel en de hoestbuien zitten in het donker. Niemand zegt iets.
"Fladder de FLap".
Spikkel kijkt met een ruk om. In de opening van het gat is een vogel geland.
"Ulegere...Ulegere", roepen de hoestbuien.
"Ik ben op zoek naar een vreemd wezen. Hebben jullie hem gezien?" vraagt de uil.
"Hier ben ik", roept Stippel. Hij loopt naar de uil toe.
"Je vrienden missen je", zegt Ulegere tegen Stippel.
"Ik mis hen ook. Maar hoe kom ik weer boven?" mompelt Stippel.
"Ik kan je wel even brengen...als je durft" ,  zegt de uil. Dat moet je niet tegen Stippel zeggen. Stippel durft bijna alles...bijna.
"Kom maar op", lacht Stippel. De uil springt Stippel in zijn nek en tilt hem op. Zo vliegt hij het gat uit terug naar boven. De hoestbuien vliegen er al hoestend en proestend achteraan. Stippel heeft zijn ogen stijf dichtgeknepen. Hij durft niet te kijken.

Even later zit het hele stelletje op de boot van Koos  Matroos. Ulegere is niet meer boos op Koos. De hoestbuien zijn niet meer bang. Spikkel en Stippel zitten tegen elkaar aan. Eind goed al goed.

Niet veel later zijn Koos Stippel en Spikkel weer onderweg naar het wolkenland aan de andere kant van de Kumuluszee. Stippel en Spikkel willen zo snel mogelijk weer naar huis. Ze hebben wel weer genoeg geavontuurd.

Phooe wat een avontuur
Ik denk dat Stippel en Spikkel voorlopig 
thuis blijven.
Tot de volgende keer.




Joepdoei en de mazzel

DJEK









 





donderdag 17 september 2020

Het 4us deel 2 De goudsbloem

Hallo fans
Ik heb er niet van kunnen slapen.
Zo spannend met die zwarte Kroelio.
Hoe gaat dit aflopen



De goudsbloem


"Loop jij maar voorop", wijst Linky
"Lekker hapje weet de weg...haha...", lacht Linky.
Linky


Ze gaan op weg.
"Hij die altijd honger heeft...heeft alweer honger.Is het nog ver...lekker hapje?"vraagt de zwarte Kroelio. Mo stopt en draait om.
"Eeeu...ik weet de weg hier niet zo goed.En het is stikdonker. Het kan nog wel even duren". ,zegt Mo. 
"Hmmm...opschieten lekker hapje". Linky kijkt Mo verlekkert aan.
"Als we er zijn...heeft hij die honger heeft...een heleboel hapjes om op te eten...smikkelen en smullen...Hmmm", zegt Linky. Oei oei, denkt Mo. Dat is niet de bedoeling. Opeens rent Mo recht op Linky af. Hij geeft Linky een kopstoot. Linky valt om. Mo rent zo het Donkere Bos in.Hij kijkt niet om. Mo heeft nu drie bulten op zijn kop
Mo de Kroelio

Linky is opgestaan. Hij gaat achter Mo aan. 
"Lekker hapje...waar ben je?...ik zie je wel...haha", krijst de zwarte Kroelio. Mo hoort Linky steeds dichterbij komen. Mo weet niet meer welke kant hij op moet. Dan stormt hij een donker pad in. Wat is dat daar in de verte? Mo staat ineens stil.
Er brandt een lichtje. Opeens herkent Mo het hutje. Daar woont de Hork. Mo duikt achter een donker wolkenbosje.
"RGgg...Rgg...Rillo", hoort Mo. Hij weet wie dat is...de Hork. De Hork staat voor zijn hutje. Dan komt Linky de bocht om rennen. Hij ziet de Hork. Linky denkt dat de Hork Mo is. Hij holt regelrecht op de Hork af. 
"Hallo lekker ding...hier is Linky", roept Linky. De Hork draait zich naar Linky toe.
"RGGGG...Hmmm?"mompelt de Hork. Linky staat stil voor de Hork.
"Hij die altijd honger heeft...zegt...jij geen lekker hapje", fluistert Linky. Hij draait zich om. De zwarte Kroelio maakt dat ie wegkomt. 
"RGGGG...LIORGGG", krijst de Hork ineens. Hij holt achter Linky aan. Dan wordt alles weer stil. Mo durft voorzichtig achter het wolkenbosje uit te komen. Ja,ze zijn weg. Mo gaat verder op zoek naar de Wolkbreuk. Hij wil graag naar huis.

Mo is het Donkere Bos uit. In de verte ziet hij de boom van de Dwarrels. Hij is bijna bij de Wolkbreuk. Zijn voorpoot voelt een beetje raar aan. Mo kijkt naar zijn voorpoot. Hij schrikt zich een hoedje. Zijn voorpoot is helemaal...zwart.
"O jee...o jee. Nou wordt ik ook helemaal zwart. O jee...o jee", jammert Mo. Hij zet het op een lopen naar de Wolkbreuk. Mo rent zo door de Wolkbreuk heen. Hij is op de Oranje Vlakte. Maar Mo heeft zo hard gelopen dat hij erg moe is geworden.Hij gaat tegen een oranje wolkenboom zitten. Boven in de boom zit een oranje bol. Langzaam doet de bol zijn ogen open. Hij kijkt eens naar beneden. Daar ziet hij Mo zitten.
"Hee een lanterfanter...
O nee een geel ding gevlekt als een panter...", zegt de bol.Mo doet een oog open.
Hij kijkt naar boven.
"Aah Foudraal...ben ik blij dat ik jou zie. Ik wordt langzaam zwart en ik weet niet wat ik moet doen", zucht Mo.

Foudraal antwoordt:
"Het zwarte 4us heeft je te pakken...
Ga niet neer zitten bij de pakken...
Zoek in het Nevelwoud...
Naar de bloem van goud...
En eet hem op...
Van steel tot top...
Bij het zwevend dorp...
Zal de bloem zijn...
Niet zo groot maar wel zo klein...
Ga nu snel erheen...
Anders wordt je hart een zwarte steen...".

Langzaam staat Mo op. 
"Bedankt Foudraal", zegt Mo. Hij begint weer te rennen. Zijn andere voorpoot en zijn neus zijn nu ook zwart.
Foudraal kijkt Mo na. Zijn ogen gaan langzaam weer dicht. Mo rent nu langs de Hoge Wolkenbergen. De Motjes die hem zien maken dat ze wegkomen. Zo bang zijn ze van een bijna zwarte Kroelio.
De Motjes

Mo holt verder langs de Wolkenfabriek naar het Hemelse Plein.  Op het plein staan Roezje en Valencio te praten. 
"Heb je nu alle zoentjes en kusjes van de hele wereld?", vraagt Roezje aan Valencio.
"Ik denk van niet. Er komen steeds nieuwe bij", antwoordt Valencio. Dan zien ze Mo het plein oprennen.
"Wat is dat voor iets? ", wijst Roezje.  De twee Kroelioos vliegen op Mo af. Mo valt op de grond...zo moe is hij. Valencio en Roezje springen bovenop hem.
Roezje






"Wie ben jij?...Wat kom je hier doen", sist Roezje. 
"Ik...ik ben het...lekker hapje...Mo", kreunt Mo. Valencio en Roezje kijken elkaar aan.
Valencio

"Jij bent Mo niet.Die is geel", snauwt Roezje.
"GA VAN ME AF...Of ik ga bijten", snauwt Mo terug. 
"Hij klinkt wel als Mo. Alleen niet zo aardig", zegt Valencio. Roezje krabt eens achter zijn oren.Hij weet niet wat te doen.
"Alsjeblieft...help mij", jammert Mo. De twee Kroelioos gaan van Mo af. Ze helpen Mo opstaan. De achterpoten van Mo zijn ook al zwart. Mo vertelt Valencio en Roezje wat er is gebeurt. De drie Kroelioos zetten het op een lopen. Naar de Nevelwouden.

Ze hollen alle drie langs het huisje van Klad. Klad is zo te zien niet thuis. Ze rennen en hollen nog even verder. Dan...valt Mo doodmoe op de grond.
"Kom Mo doorlopen. Zo vinden we het zwevend dorpje Tutjebol nooit",zegt Valencio. 
"Ik weet...het...zo moe...van 4us...lekker hapje", mompelt Mo. Roezje kijkt Valencio aan.
"Wat zegt ie?"vraagt Roezje. Ineens springt Mo op. 
"IK ZEG...DAT JULLIE NIKS WETEN...ik ga jullie bijten", gilt Mo. Hij rent op Valencio en Roezje af. De twee Kroelioos pakken Mo vast. Ze vallen met zijn drieën op de wolkengrond. De drie Kroelioos rollen over elkaar heen. 
"Tutter de tutter de tut...", klinkt een stem. Daar staat heer Tut van de Toren. De drie Kroelioos stoppen met vechten. Mo staat op. Valencio en Roezje staan ook op. Ze pakken Mo vlug vast. 
"Tutter de tut...wat is hier aan de hand...tut", vraagt heer Tut.
"Hallo...lekker hapje...ik bedoel heer Tut", stamelt Mo. Tut van de Toren kijkt Mo raar aan.
"Ik ben het...Mo", zegt Mo weer. 
Heet Tut van de Toren

"Kan niet...Tut...Mo is geel niet zwart...Tutter", tuttert Tut.
"Toch is het Mo.Maar dan zwart", zegt Roezje.
"Help me dan toch...stom tutding. Breng mij naar de goudsbloem...voordat ik helemaal zwart ben", snauwt Mo. Heer Tut van de Toren deinst terug. Hij is een beetje bang geworden van Mo. "We moeten hem snel helpen. Hij wordt steeds kwaadaardiger", zegt Valencio tegen Tut.
"Kom maar...tutter...mee dan...Tut", wenkt heer Tut. Valencio en Roezje slepen Mo mee. Ze volgen Tut op de voet. Even later komen ze op een open plek in de Nevelwouden. Daar hangt het zwevend dorpje Tutjebol. Hier wonen de Tutters. Heer Tut van de Toren loopt naar de achterkant van het dorpje. Daar groeit een klein geel gouden bloempje. De Goudsbloem. Mo wordt naar het bloempje gesleurd.
"Nou Mo hier is de Goudsbloem. Eet hem maar gauw op", zegt Roezje. Maar Mo doet zijn mond niet open. Boos kijkt hij Roezje aan.
"Tutterdetut...waarom wil hij nu niet meer?"vraagt Tut. De andere twee Kroelioos halen hun schouders op. Ze weten het ook niet. Roezje pakt Mo vast en gooit hem op de grond. Valencio gaat vlug op Mo zitten.
"Als jij de bloem plukt, dan knijp ik zijn neus dicht. Dan moet ie zijn mond wel opendoen.Dan stop jij gauw de Goudsbloem in zijn mond", roept Valencio. Zo gezegd zo gedaan. Met veel moeite stoppen ze de bloem bij Mo in zijn mond. Nu wil Mo de bloem weer niet doorslikken. Weer houden Valencio Roezje en Tut de neus en mond van Mo dicht. Boos kijkt Mo het drietal aan. Hij kan niet anders dan de bloem doorslikken.

De neus van Mo begint weer geel te worden.Even later is Mo weer helemaal geel. De twee andere Kroelioos durven hem nu wel weer los te laten. Mo blijft languit op de wolkengrond liggen. Valencio en Roezje bedanken heer Tut van de Toren voor zijn hulp. Tut gaat naar het zwevend dorp Tutjebol. Hij kijkt nog een beetje bang naar Mo. Dan is hij verdwenen. Mo gaat rechtop zitten Hij kijkt de andere twee Kroelioos aan.
"Pfffoe...wat ben ik blij jullie te zien", zucht Mo.
"Wij zijn ook blij de oude Mo weer te zien", zegt Roezje. Valencio knikt van ja.
"Hoe kom jij nu zo zwart?"vraagt Valencio. Mo staat op.
"Dat zal ik jullie vertellen...als we onderweg zijn naar huis", puft Mo.
Dat vinden Valencio en Roezje een goed idee. Ze pakken Mo allebei aan een kant vast en lopen zo verder. Terug naar het Hemelse Plein.


Gelukkig
Het is toch nog goed afgelopen.
Mo zal voorlopig niks meer gaan ontdekken.
Of denken jullie van wel...?

Joepdoei en de mazzel



DJEK


vrijdag 11 september 2020

Het 4us deel 1 Linky



Hallo fans 
wat een gedoe
Niet op vakantie
Niet naar school
Is nu iedereen ziek?
allemaal vanwege een virus.
Zelfs Mo krijgt te maken met een

4us










Zojuist loopt Valentino het luchtkasteel uit. Hij ziet de zon en de lucht. Meteen is Valentino verliefd. Hij staat stil.
"OOOOH, wat mooi", zucht Valentino. Hij zet nog één stap vooruit. En dan...PATS Boem...Valentino rolt zo over de kop.Dat deed pijn. Valentino heeft een bult op zijn kop. Hij ziet overal sterretjes.
Een eindje verderop ligt Mo de Kroelio. Hij heeft ook een bult op zijn kop.Mo staat op. Hij loopt naar Valentino.
"Gaat het Valentino?"vraagt Mo.
"OOOOh wat mooi", roept Valentino. "Al die sterretjes". 
Mo krabt eens achter zijn oor. Hij snapt er niets van.
"Het spijt me heel erg Valentino", zegt Mo.
"Ik ben rondjes aan het rennen rond het luchtkasteel. Ik had je helemaal niet gezien".
Valentino
Valentino

Valentino staat over de bult op zijn kop te wrijven. De bult doet nog steeds zeer. 
"Waarom loop jij rondjes rond het kasteel?", vraagt Valentino aan Mo. 
"Kweenie ik moet iets doen. Ik kan gewoon niet stilzitten vandaag. Ik weet niet wat er met me aan de hand is", antwoordt Mo.
"Ik denk dat ik dat wel weet", zegt Valentino. Mo kijkt hem verbaasd aan.
"Wat dan?", vraagt Mo. 
"Ik denk dat jij weer eens iets moet gaan ontdekken. Dat denk ik...", antwoordt Valentino. Hij knikt een keer naar Mo en loopt verder. Mo wrijft ook eens over de bult op zijn kop.
"Daar zou Valentino wel eens gelijk in kunnen hebben", mompelt Mo.
Hij gaat het luchtkasteel binnen.


Op zijn kamer in het luchtkasteel gaat Mo op zijn bed zitten. Hij loopt naar zijn boekenkast en trekt er een paar boeken uit. Mo ligt op zijn buik op de grond. Langzaam bladert hij door de boeken.
Opeens springt hij op. 
Mo de Kroelio

"Ik ga maar weer eens naar het Wie Wat Waar land.Daar is altijd wel iets te ontdekken", roept Mo. Even later is hij al op weg naar de wolkenfabriek. Op zijn rug draagt Mo een rugzak. Hij gaat naar Leon de keukenprins. Even wat drankjes en wolkenhapjes halen...voor onderweg.

Niet veel later komt Mo uit de fabriek. Hij knabbelt op een lekker wolkenkoekje. Hij zwaait nog even naar Leon.Vanuit de keuken zwaait Leon terug. 
Leon de keukenprins.


Daar gaan we dan. Mo is op weg naar de Hoge Wolkenbergen. Snel loopt hij door het Lanterfantenbos.  Een paar Lanterfanten kijken Mo na als hij voorbij loopt. Mo wandelt stevig door. Daar is de Oranje Vakte al. Aan het eind van deze vlakte zit de Wolkbreuk. En vandaar kom je in het Wie Wat Waar land. Midden op de vlakte staat Mo stil. Hij heeft wat gehoord.
"Foep foep". 
Mo weet wat dat is. De Foeperpot. Als je daar invalt kun je alleen nog maar carnavalsliedjes zingen. Mo loopt met een grote boog langs de Foeperpot.
Daar is de Wolkbreuk al. Mo haalt eens diep adem. Dan rent Mo ineens heel hard de Wolkbreuk in.

Rommeldebom
Mo rolt zo aan de andere kant de Wolkbreuk uit. Er stijgen wat wolkjes op uit zijn vacht. Het sist nog een beetje. Mo staat op en kijkt naar zijn vacht. Het lijkt erop dat de zure regen , die in de wolkbreuk zit, zijn vacht heel gelaten heeft. Mo kijkt of zijn rugzak ook nog heel is. Jawel Nu kan hij iets gaan ontdekken. Maar waar?  Tja...voor hem is het Donkere Bos. Daar waar de Hork woont. De Hork kan een beetje toveren. Mo wil de Hork niet tegenkomen. hij loopt eerst een stukje langs het bos. Dan gaat hij pas het Donkere Bos in. De bomen in het bos zijn zo hoog dat er geen licht op de wolkenbodem kan komen. Het is dus stikdonker. Voorzichtig loopt Mo verder. Mo weet eigenlijk niet meer welke kant hij oploopt. 
"Krak". Mo blijft doodstil staan. Was dat de Hork? Nee het was maar een takje dat onder zijn voet krakte. In de verte ziet Mo licht. Zou daar het Donkere Bos ophouden? Vlug gaat Mo die kant op. Even later is Mo op de verlichte plek.  Hij kijkt verbaasd rond. Midden op de open plek staan een paar bomen. Achter de bomen zijn een paar heuveltjes met gaten erin. En achter de heuvels staan geen bomen meer. Helemaal achteraan begint het Donkere Bos weer. Mo loopt naar de bomen toe. Het zijn hele mooie lichtgroene bomen. Mo heeft nog nooit zulke bomen gezien. Hij doet zijn rugzak af. De rugzak zet hij achter een wolkenbosje. De eerste boom die hij tegenkomt heeft één tak naar beneden gebogen. Vreemd, denkt Mo. Ineens voelt hij iets aan zijn voet trekken...te laat. Mo hangt op zijn kop langs de boom. Zijn voet zit vast aan een wolkentouw. Dat touw zit weer aan de tak van de boom vastgebonden.Mo kan geen kant meer op. Wat nu? 

In een van de heuveltjes begint er iets te rommelen. Er kruipt een wezen uit de heuvel.
"Aha...een lekker hapje...in de boom...hmmmm", klinkt een hese stem. Het wezen gaat voor Mo staan. Het water loopt hem uit zijn bek.
"Zoo.Lekker hapje...hij die honger heeft is blij.", sist de stem weer. Mo kijkt het wezen ondersteboven raar aan.
"Eeuuh...ben jij een Kroelio? " vraagt Mo. Het wezen springt achteruit. Hij begint te sissen. 
Linky


"Oei...hij die altijd honger heeft...ziet een Kroelio. Ja ja...hij die honger heeft kent wel de Kroelioos", fluistert het wezen.Opeens schiet hij naar voren. Springt tegen de boom en bijt het wolkentouw door. Mo valt zo naar beneden...op zijn kop. Mo gaat rechtop zitten. Hij ziet weer sterretjes. Nu heeft Mo twee bulten op zijn kop. Het wezen pakt Mo op. Hij zet Mo op zijn achterpoten.

"Jij ...lekker hapje...gaat mee", sist het wezen. Hij sleurt Mo zo naar een gat van een van de heuvels. Mo wordt ruw naar binnen geduwd.

Het is aardedonker in de heuvel. In het midden ziet Mo licht branden. Hij wordt naar het licht geduwd. Daar staat een grote paal. Bovenop de paal staat een bol met vuurvliegjes erin. Mo wordt aan de paal vastgebonden. Het wezen gaat recht tegenover Mo op de grond zitten. Mo kijkt het wezen aan.
"Jij lijkt wel een zwarte Kroelio. Hoe heet jij? "vraagt Mo. Het wezen staat op. Warempel het is...een Kroelio. 
"Hij die altijd honger heeft...is Linky", antwoordt de zwarte Kroelio.
"Hmmm...ik heb nog nooit een zwarte Kroelio gezien...hoe kom jij zo zwart?"vraagt Mo weer.
"Lekker hapje wil veel weten", zegt Linky
"Linky eerst andere kleur...weet niet meer...daarna zwart. Gezien?...lichtgroene bomen? Daarin 4us ...daarna zwart.", legt Linky uit.
"4us. Wat is dat?"vraagt Mo. Linky kijkt geheimzinnig om zich heen.
"Weet niet...hij die altijd honger heeft...raakt groene boom aan...daarna zwart...langzaam zwart", mompelt Linky.
"Kun je daar dan niks tegen doen?"roept Mo. Linky haalt zijn schouders op en zegt: "Boom niet aanraken". Hij kijkt Mo aan.
"Hij die altijd honger heeft...gaat nu slapen. Daarna kijken hoe lekker hapje smaakt...ja ja". Hij draait zich om en loopt verder de heuvel in. Mo kan hem niet meer zien.

Mo probeert het wolkentouw los te peuteren. Het lukt niet. Maar Mo geeft het niet op. Na een lange tijd zit hij nog steeds vast aan de paal. Mo hoort gezang. En daar is de zwarte Kroelio weer.
"Hij die altijd honger heeft...heeft over lekker hapje gedroomd....heel lekker...ha ha", zegt Linky. Linky gaat recht voor Mo staan. Opeens schiet hij naar voren en bijt Mo in zijn neus.
"Auw...auw...wat doe je nu?"schreeuwt Mo. Linky kijkt Mo verlekkert aan.
"Even proeven...inderdaad...heeeel lekker hapje", roept Linky terug.
"Wat zal ik doen met lekker hapje", mompelt Linky. Hij staat even diep na te denken.
"Hij die altijd honger heeft...kan soep maken van hapje. Of toetje...gebakken?... ook lekker. Gekookt misschien?.Nee nee dat niet", fluistert Linky. Mo denkt razendsnel na. Hoe komt hij hier veilig weg. 
"Linky", zegt Mo. De zwarte Kroelio kijkt om.
"Linky, je kan ook met mij meegaan naar de andere Kroelioos. Misschien kunnen we je dan weer gewoon maken. Niet meer zwart. Wat vindt je ervan?" zegt Mo. Linky kijkt Mo aandachtig aan
"Hmmm...zijn daar dan meer Kroelioos?"vraagt Linky.
"O ja...veel meer Kroelioos", lacht Mo.
"Dan...vind hij die altijd honger heeft...dat een goed idee...lekker hapje". 
Linky maakt Mo los. 
"Loop jij maar voorop", wijst Linky.
"Lekker hapje weet de weg...haha...", lacht Linky.


Poeh hee
Hoe zou dat aflopen
Ik vertrouw die Linky voor geen cent.

Joepdoei en de mazzel




DJEK