woensdag 11 september 2024

De Griekse Y

Hallo fans
Lila gaat op bezoek bij Mo
in haar dromen. 
Ze kent ook al een paar letters van het alfabet.
Kijk maar.

Als je gelooft dat Kroelioos bestaan,
kun je in je dromen naar Koelonia gaan.


De Griekse Y

Lila ligt in haar bed. Ze is de hele dag jarig geweest. Het is een groot feest geworden met ook cadeautjes.
Tekenspulletjes van papa en mama. Van opa en oma echte rolschaatsen.

"Ik heb de hele dag geoefend met rolschaatsen. Oma heeft mij geholpen. Het is niet zo gemakkelijk...je voeten rollen zomaar weg", vertelt Lila tegen het nachtlampje.
Langzaam valt Lila in slaap. Lampje kijkt naar Lila.

Als Lila haar ogen open doet is alles wit en donzig. Ze weet weer waar ze is. In het wolkenrijk Kroelonia.
Hier wonen de Kroelioos. Ze lijken een beetje op jonge hondjes. Puppy's. 
Lila kijkt rond maar ziet geen enkele Kroelio. Ze loopt wat heen en weer op het Hemelse Plein. Op het plein staat het Luchtkasteel. Daar in wonen de meeste Kroelioos. 
Ineens komt Mo de Kroelio aanlopen. Hij ziet Lila. 
Mo de Kroelio


'Hee...Lila...", roept Mo. Lila rent op Mo af en geeft hem een dikke knuffel.
"Weet jij wat voor dag het vandaag is?", vraagt Lila geheimzinnig aan Mo.  Mo weet het niet. 
"Ik ben jarig", roept Lila. Ze springt zomaar in de lucht. Mo schrikt ervan.
"EEeh...hoeveel jarig ben je nu dan?', vraagt Mo. 
"Ik ben nu 5 jaar geworden", zegt Lila. Ze steekt één hand omhoog. Ze telt hardop haar vingers. Een twee drie vier vijf.
"Als je jarig bent krijg je ook cadeaus. Zoals tekenspullenen en...ROLSCHAATSEN...", roept Lila. Mo weet niet wat rolschaatsen zijn. Lila zegt hem dat het schoenen zijn met wieltjes eronder. Mo kijkt naar Lila's voeten.  Hij ziet geen wieltjes. 
"Nee, ik heb ze nu niet aan", lacht Lila.  Mo wil even naar de wolkenfabriek. Lila loopt met hem mee.

"Rolschaatsen is moeilijk hoor", vertelt Lila. "Als mijn voeten wegrollen val ik op de grond. Da's niet erg hoor. Ik heb een helm op. Plastic dingetjes om armen en handen. Ook nog een paar dingetjes op mijn knieën", lacht Lila . Mo luistert goed naar Lila.
"Als ik op de grond lig, zegt oma, je lijkt wel een Griekse Y", giechelt Lila. Mo kijkt haar vragend aan.
"Wat is dat een …kriek...ei?", vraagt Mo. 
"Een Griekse Y is een letter van het alfabet", zegt Lila. Ze tekent met haar vingers een Griekse Y in de lucht. Twee schuine streepjes boven en een streepje in het midden naar beneden. Mo snapt er niet veel van. Hij vindt het maar eng...dat rolschaatsen. Mo zegt tegen Lila: "Ben je wel voorzichtig...met dat Griek ei dat in bed valt? ". Daar snapt Lila weer niks van.

Ondertussen zijn ze op het plein voor de wolkenfabriek gekomen. Lila weet niet wat ze ziet. Op het plein staan allemaal tafeltjes en bankjes. Alle Kroelioos zijn er. Ze zitten op de bankjes met elkaar te kletsen.
Dan zien ze Lila en Mo. Iedereen staat op. Ze beginnen te zingen. 
"Lang zal ze leven...lang zal ze leven in de gloria". Mo kijkt Lila aan.
"Je denkt toch niet dat we je verjaardag zouden vergeten".  Lila en Mo gaan aan een van de tafeltjes zitten. Leon, de keukenprins, heeft heerlijke wolkenhapjes en wolkendrankjes gemaakt. Zelfs een heuse wolkentaart.
Leon de keukenprins 


Dat zal lekker smaken.
Loe-wis Kroelio komt naar Lila toe. 
"We zingen altijd...in de gloria...Weet jij waar dat is?", vraagt hij aan Lila. Ze weet het niet.
Loe-wis Kroelio



Lila doet haar ogen open. Ze is weer in haar slaapkamer. Ze gaat rechtop zitten. 
"Weet jij waar in de gloria is?", vraagt Lila aan lampje. Het nachtlampje weet het ook niet.
Lila springt uit bed. Ze gaat haar slaapkamer uit. Wie weet is ze vandaag weer jarig



Ha ha, die Lila.
Nee hoor...
je bent maar één keer per jaar jarig.
Niet dan...ja toch.

Joepdoei en de mazzel

Djek





 
                                                                                                        

vrijdag 23 augustus 2024

De Bewaker van de vijver

Hallo fans
Deze keer een Mo de Kroelio verhaal.
over een vijver.
Saaaai...
of toch niet?

                                                            De Bewaker van de vijver


Mo de Kroelio is net wakker. Hij heeft toch zo'n jeuk tussen zijn oren. Krabben helpt niet. Wat dan wel?
Iets ontdekken. Ja, er valt weer eens iets te ontdekken. Maar wat? Mo weet het niet.

Vrolijk huppelt Mo door de straten. Even later komt hij op een zandweggetje. Hij stopt met huppelen.
Hee denkt Mo. Hier ben ik nog nooit geweest. Een eindje verder is een groot huis. Het huis heeft een grote tuin. In de tuin ligt een grote vijver.
"O... leuk...visjes", roept Mo. Hij vindt visjes heel leuk. Mo rent naar de vijver. Hij gaat op de vijverrand zitten. Ja daar komen de visjes al. Visjes zijn nieuwsgierig. Ze willen weten wie er op de vijverrand zit. "Hallo...ik ben Mo de Kroelio", roept Mo. "Wie zijn jullie"?. Een voor een komen de vissen met hun mondje boven water.
"Blub", spetteren ze dan. Meer kunnen visjes niet zeggen Alleen maar blub.
Mo kijkt eens naar de overkant van de vijver. Hij schrikt zich een hoedje. Daar staat een...draak. De draak beweegt niet. O...nou ziet Mo het...de draak is van steen. Het is een beeld.
Mo wandelt naar de overkant van de vijver. Hij bekijkt de draak eens goed. 
"Hmmm...net echt deze draak", mompelt Mo. Alleen jammer van zijn staart. Er is een stuk afgebroken.
Hij aait de draak over zijn kop.
"Brave draak...brave draak", lacht Mo. Hij is niet bang meer.

Mo zit weer bij de vissen. Hij luistert naar de verhalen van de visjes. Maar ja...ze zeggen alleen maar blub. Het is warm. Mo moet ervan gapen. Langzaam sukkelt onze Kroelio in slaap. Het wordt donkerder en donkerder. Mo slaapt nog steeds.

Aan de rand van de vijver begint er iets te bewegen. Het is de stenen draak. Nu is hij niet meer van steen.
"O...jee...o...jee", zucht de draak. Hij draait eens met zijn kop. Hij draait eens met zijn lijf.
"Wat wordt een draak toch stijf van de hele dag stilstaan", mompelt de draak. Verdrietig kijkt hij naar zijn staart. Wie... o... wie heeft er een stuk van mijn staart afgebroken, denkt de draak.
Hij laat zich langzaam in het water van de vijver zakken. 

"AAAh...heerlijk...heerlijk", juicht de draak. Hij gaat een eindje zwemmen.  Naar de overkant van de vijver en weer terug. De visjes zwemmen met hem mee. Ineens ziet de draak Mo.
"Wat zullen we nou krijgen", roept de draak. Mo slaapt gewoon door. De draak komt uit het water en gaat naar Mo toe. 
"Hmmm...wat is dit voor iets?", mompelt de draak. "Zoiets heb ik nog nooit gezien. Het is geen muis of mens". De draak ruikt eens aan Mo. Nee, nu weet ie het nog niet.
"Het is een geel-igert...omdat hij geel is", zegt de draak plechtig. Dan wordt Mo wakker. Hij duikt meteen achter de vijverrand. Zo geschrokken is Mo.

"Ha...ha...ik heb je wel gezien hoor...geel...igert", roept de draak. Met zijn bek pakt hij Mo bij zijn nekvel. En sleept hem naar de vijver. Mo durft niks te zeggen. Vol angst staart hij naar de draak.
"Wie ben jij?", wil de draak weten.
"Mo...d...de Kroelio", stamelt Mo. Nog steeds staart hij naar de draak. Deze doet zijn kop omhoog en zegt: "Ik ben draak Allegaar, de bewaker van de vijver. Ik bescherm de vissen. Tegen, zoals daar zijn, vogels en geel-igerts. Zoals jij", zegt de draak plechtig.
"En jij hebt zeker ook mijn staart gebroken", sist de draak weer.
"Nee...o nee. Ik zou niet durven", piept Mo. De draak kijkt eens rond. 
"Zie jij soms iemand anders hier?. Ik niet. Dus jij bent het die mijn staart gebroken heeft. Niet dan...ja toch", sist de draak.
"Nee hoor echt niet", fluistert Mo. De draak hoort het niet. 
"Wat...d...doet u...met geel-igerts zoals ik ", piept Mo.
"Die eet ik op natuurlijk...als toetje. O ja, help mij herinneren dat ik nog even moet kijken of ik nog slagroom heb. Dat is altijd lekker op toetjes. Hmmm...", antwoordt de draak.
Mo kijkt omhoog. Het begint al licht te worden. De draak heeft niets in de gaten.
"Dit is een mooie vijver", zegt Mo tegen de draak.
"Ja, dat is het. Weet je hoe die vijver hier gekomen is?", vraagt de draak. Mo schudt nee met zijn kop.
"Nou moet je horen...", begint de draak. Hij vertelt de hele geschiedenis van de mooie vijver.

De zon komt langzaam boven de bomen uit.
De draak ziet het...maar te laat.
"Wel potver...", mummelt hij nog voordat hij weer in steen verandert.
Dat was op het nippertje Mo.
Mo rent naar huis. Hij hoeft niet meer op avontuur. Nooit meer.
Totdat het weer tussen zijn oren gaat jeuken...

Poeh...hee
Toch maar uitkijken voor stenen beelden.
Want...
je weet maar nooit...
in het donker.

Joepdoei en de mazzel

DJEK





                                       

dinsdag 6 augustus 2024

Vakantie

Hallo fans.
Hebben jullie ook al vakantie? .
Maartje wel.
 Let maar eens op.



VAKANTIE

Het is vakantie. Maartje en haar ouders  zijn op de camping. Ze wonen nu even in een tent.
Maartje vindt het allemaal heel spannend. De tent is niet zo groot als het huis van Maartje. Ze slapen alleen maar in die tent. Met z'n allen op een hoopje. Dat is toch wel een beetje gek.

Als de zon opkomt is het ineens heel warm in de tent. Iedereen gaat dan snel de tent uit. Opa en oma zijn er ook. Zij wonen in een klein huisje met een plat dak. Want opa wil niet in een tent slapen.
Maartje denkt dat opa bang is van een tent.
Aan het platte dak huisje zit een groot afdak. Daar is altijd schaduw. Fijn als de zon schijnt. Dus gaan papa mama en Maartje bij oma en opa onder het afdak zitten. Lekker koel.



"Wat gaan we vandaag doen?", vraagt papa aan mama. "Het is veel te warm om iets te doen", zucht mama. Oma zegt: "Om 11 uur gaat het zwembad open. Dan kunnen we gaan zwemmen". 
Dat is een goed idee. Opa is het er niet mee eens. Hij vindt het niks dat zwembad.
"Dan wordt je toch helemaal nat", zegt hij.
"Ja, dat is ook de bedoeling", lacht Maartje. Opa kijkt haar raar aan.
"Als het regent...ga je dan ook buiten staan?', vraagt opa.
"Nee...natuurlijk niet, dan wordt ik helemaal nat", lacht Maartje weer. Opa snapt er niks van.
"Als het regent wil je niet nat worden. Maar in het zwembad wel. Rare Maartje", mompelt opa.
"Goed...dan gaan wij even de zwemspullen halen. Kan jij even hier blijven", zegt papa tegen Maartje.

Voor het platte dak huisje van oma en opa is een grasveld. Voorbij het grasveld is veel zand. Op het zand is een speeltuin. Een klimtoren. Een springbubbel. Een molentje dat heel hard rond kan draaien. een wipwap. En een waterkraan. Kan je lekker veel modder maken.
Maartje rent naar de speeltuin. Oma en opa kijken vanonder het afdak. Maartje laat zien wat ze allemaal durft op de springbubbel. 


Papa en mama komen aanlopen. Wat hebben ze allemaal meegenomen?  Een opblaashaai. Bandjes voor om je armen. Grote autoband. Platte drijfplankjes en nog veel meer. Opa kijkt naar al deze zwembad dingen. 
"Als je al deze zwemdingen in het zwembadwater gooit, is het bad vol. Kunnen jullie er zelf niet meer bij", lacht opa.
Maartje heeft haar badpak aangedaan. Ze heeft ook al zwembandjes om haar armen. Samen met oma, papa en mama loopt ze naar het zwembad. Iedereen draagt een paar zwemdingen.

Daar is het zwembad. Het is druk bij het bad. Iedereen heeft het warm denkt Maartje.
Alle zwemdingen gooit ze in het zwembad. Dan rent Maartje heel hard naar het water. Ze springt pardoes tussen de zwemdingen in het zwembad.
Maar...wat nu. Maartje gaat helemaal kopje onder. Proestend komt ze weer boven water. Dat is niet leuk...zo onder water. Vlug klimt Maartje uit het zwembad. Huilend rent ze naar mama toe. Mama geeft Maartje een knuffel.
"Wat is er gebeurd", vraagt mama. Half huilend vertelt Maartje dat ze kopje onder is gegaan.
"Ik ga nooit meer zwemmen", roept ze kwaad.
"Zal ik met jou meegaan in het water?", vraagt oma.
"Nee", schreeuwt Maartje. "Ik ga naar opa".
"Weet je hoe je bij opa moet komen?", vraagt mama. Maartje hoort het niet. Ze is al weg gerent.

Even later komt Maartje bij het platte dak huisje van opa en oma. Ze is nog steeds kwaad.
Maar...waar is opa? Dan ziet Maartje opa liggen op het grasveld voor het huisje.
"Wat doe jij daar?", vraagt Maartje. Ze loopt naar opa toe.
"Ik doe aan wolk spotten", zegt opa. Maartje kijkt opa vragend aan. Ze weet niet wat spotten is.
Opa zegt dat spotten hetzelfde is als kijken. Hij is dus aan het wolk kijken.
"Kijk", zegt opa. Hij wijst naar een wolk. "Deze wolk lijkt wel op een heks". 
Maartje gat ook op het gras liggen.
"Die wolk lijkt wel een raket", wijst Maartje.
"Of een sigaar", zegt opa. Zo liggen opa en Maartje een hele tijd wolken te spotten. Af en toe moeten ze heel hard lachen. Er zijn soms hele rare wolken.

Later komen oma papa en mama met de hele zwemdingenboel terug. Ze zien opa en Maartje op het gras liggen.
"Wat zijn jullie aan het doen?", vraagt oma. "Zijn jullie twee konijntjes die gras eten?".
"Neeeeee...wij zijn aan het wolk spotten", roept Maartje.
"Nou...je doet maar. Het is veel te warm. Wij gaan onder het afdak zitten", zegt papa.
"Kome jullie ook onder het afdak zitten?", vraagt mama aan opa en Maartje.
"Ga ik alvast wat ijsjes kopen", zegt oma.
Opeens is het ook wel erg warm om op het grasveld te liggen. Opa en Maartje staan op. Ze gaan ook naar het afdak.
Daar komt oma al met de ijsjes. Voor ieder een ijsje. Maar niet voor opa. Die wil geen ijs. Krijgt ie hoofdpijn van zegt ie.

Misschien is het morgen weer zo warm, denkt Maartje. Krijg ik weer zo'n lekker koud ijsje.
Misschien...


Zo dat was toch wel een vervelend zwembad voor Maartje.
Maar...
dat wolk spotten lijkt mij ook wel leuk.
Ga ik ook eens doen.


Joepdoei en de mazzel

Djek
















donderdag 18 juli 2024

De Nudoko

 Hallo fans
Als er nog fans zijn. We zijn een hele tijd weggeweest. Iets met een virus en dergelijke. Jullie denken misschien dat Kroelonia uit de lucht gevallen is. Nee hoor. Het hangt er nog . Heeft wel groot onderhoud nodig. Daarom deze keer een verhaaltje met Lila. En nee, ze gaat niet naar Kroelonia maar naar haar  oma en opa. Uit logeren dus.

De Nudoko

Lila, een meisje van 4 jaar oud, stormt haar slaapkamer in. 
"Lampje...het is eindelijk vakantie ", roept ze. Het nacht lampje schrikt zich een hoedje. Lila is op haar bed aan het springen zo blij is ze. Even later ligt ze op bed. 
"Lampje vanavond ga ik bij oma en opa logeren. Dat is altijd heeeeeel leuk. Was het maar vast avond", zucht Lila. Lampje vindt het heel fijn voor Lila dat ze mag gaan logeren.

"Maaam...gaan we al", zeurt Lila. Moeder kijkt Lila aan. "Nee, nog niet...ga maar vast je logeerspulletjes bij elkaar zoeken". Zo gezegd zo gedaan. Niet veel later heeft Lila alle logeerspulletjes gevonden. Mam komt kijken of ze niks vergeten is. Dan doen ze alles in de logeerkoffer. Boven op de koffer zit Mo de Kroelio Lila's lievelingsknuffel. Die hoeft niet in de koffer.


Later op de dag is het zover. Lila papa en mama rijden met de auto naar opa en oma.  Eenmaal binnen gaat iedereen zitten. Er wordt wat gedronken en veel gekletst. Eindelijk gaan papa en mama weer naar huis. Het is al laat. Na het eten gaan oma en Lila tanden poetsen en pyjama aantrekken. Opa en oma hebben niet zo'n groot huis. Dus...Lila en oma slapen in een bed. Opa slaapt in een andere kamer in een ander bed. Met Mo de Kroelio in haar armen valt Lila al snel in slaap.

De volgende ochtend kruipt Lila uit bed. Oma slaapt nog . Dat kun je heel goed horen. Snurk snurk. Lila moet er om lachen. Als ze naar de woonkamer wil lopen ziet ze iemand uit de andere slaapkamer komen. Het is opa. Hij loopt in zijn onderbroek zo de kamer in. Vlug gaat Lila terug naar oma. "Oma...oma kom vlug", fluistert Lila in oma's oor. Oma schrikt wakker. Ze staat vlug op. Allebei staan ze met open mond naar opa te kijken. Opa kijkt om en vraagt: "Wat is er?". 

"Waarom loop jij in je onderbroek rond?", vraagt Lila. "Omdat ik zo slaap. Een pyjama is veel te warm. En ik ben ook een echte Nudoko", zegt opa. 
"Wat is een Nudoko?", vraagt oma. Opa vertelt: "Een Nudoko is iemand die in zijn onderbroek slaapt. De opa van mijn opa heeft dat geleerd in een ver land. Japan. Er zijn zelfs Nudokoos die zonder onderbroek slapen. Heel stoer". Lila trekt een lelijk gezicht.
"Da's toch vies. Slapen in je blote kont", zegt ze. Opa kijkt Lila aan. "Nee dat moet jij zeggen...Jij...Jij zit met je blote kont in je onderbroek...ook vies dus", moppert opa. Dan gaat oma zich ermee bemoeien. 
"Opa...iedereen  zit met zijn kont in zijn onderbroek...doe niet zo raar", snauwt ze. Daar moet opa even over nadenken. "Zal wel", mompelt hij. 

Lila vraagt aan opa; " Mag ik ook een Nudoko zijn?".  Opa kijkt naar Lila. Hij gaat Lila eens van alle kanten bekijken. "Hmmm. ..we kunnen het eens proberen...Weet niet of het lukt ". mompelt opa .

Lila trekt haar pyjama uit. Samen lopen Lila en opa in hun onderbroek door de kamer. Best leuk denkt Lila. "Jij bent wel een beetje klein voor een Nudoko...hmmm", zegt opa. "Ik noem jou Nudaki",zegt hij plechtig.

Oma staat met haar armen over elkaar naar die twee onderbroeken te kijken. "Gaan jullie je nu onderhand eens aankleden. Stelletje bloteriken", roept ze.

"Geen bloteriken maar...NUDOKOOS...", roepen Lila en opa tegelijk terug.

En ze liepen nog lang en gelukkig in hun onderbroek door de kamer.

De NUDOKO



Nudokoos? nooit van gehoord. Ik denk dat ik die onderbroeken lol ook eens ga proberen.
Joepdoei en de mazzel.

DJEK.







 


zondag 20 december 2020

De buien ruzie

 Hallo fans

Kennen jullie Koos Matroos nog?

Hij krijgt heel wat gedoe...

met enkele buien.



De buien ruzie


Voorbij de Nevelwouden en de Mistige Vlakte ligt de Kumuluszee. Hier woont Koos Matroos. Koos dobbert met zijn bootje op de Kumuluszee.  Tevreden kijkt hij rond. 

Koos Matroos

Helemaal achteraan de zee loopt een streep. Daar is het einde van het Grote Wolkenrijk Kroelonia. Bij de streep wonen de hoestbuien. De hoestbuien zijn wolkje over aan het spelen. Alle wolkjes liggen op een rijtje. Het achterste wolkje springt over alle andere wolkjes heen naar voren. Dan is het wolkje vooraan. Nu is er een ander wolkje achteraan. Het achterste wolkje springt weer naar voren. En ga zo maar door. Koos moet er om lachen. De hoestbuitjes hoeven niet meer zo te kuchen en te hoesten. Alles gaat helemaal goed. Koos gaat op de bodem van zijn boot liggen. Hij doet zijn ogen dicht. Koos valt langzaam in slaap.

wolkje over


"Spettter RET-E-KE-TET".

Koos schrikt wakker. Hij kijkt om zich heen. Het is helemaal donker geworden. Hij is kletsnat. Er liggen ook allemaal hagelsteentjes in zijn boot. Koos Matroos kijkt omhoog.  Daar drijven allemaal donkere wolken. Ze gaan naar de streep achteraan op de Kumuluszee. Uit de donkere wolken valt regen en hagel. Oei oei, denkt Koos, regen en hagelbuien. Wat komen die hier doen?

"Oehoeoe snif snif".

Koos kijkt om. Vanachter komen er nog meer buien. Huilbuien deze keer. Vanaf de overkant komen er lachbuien en driftbuien aan. Je hoort ze al van verre.

"Haa hahahoei"
"GRRR.GRRR".
 
De driftbuien zien zelfs een beetje rood. Het lijkt wel of ze ruzie hebben. De hoestbuitjes zijn bij elkaar gekropen en kijken angstig omhoog. Precies boven de hoestbuitjes komen alle buien bij elkaar.
"Wegwezen. Dit is ons plekje", sissen de driftbuien.
"Mooi niet", schreeuwen de regen en hagelbuien terug. De lachbuien kunnen er alleen maar om lachen.
"Pardon...ons plekje", lachen ze vrolijk.

"Niet waar...niet waar", janken de huilbuien. Dan botsen de driftbuien tegen de hagel en regenbuien. De huilbuien en lachbuien zitten er precies tussenin.
"Kaboem.  FLITs', gaat het. Het begint nu heel hard te regenen. De hagelstenen komen nu ook naar beneden. De huilbuien janken met een angstaanjagend geluid. De lachbuien komen niet meer bij van het lachen. En heel zachtjes hoor je ook de hoestbuien kuchen. De bliksemflitsen schieten alle kanten op.

Koos heeft zich onder het zeil van zijn boot verstopt. Die hagelstenen doen zeer als je ze op je kop krijgt. Echt wel. Als het even stil is durft hij te kijken. De buien liggen nog steeds tegen elkaar aan.
"Grrrr".
De driftbuien zijn nog steeds kwaad. Ze zien nu helemaal rood. De regen en hagelbuien zijn nog donkerder geworden.
"Oei oei. Dat loopt niet goed af", mompelt Koos. Daar beginnen de bliksemflitsen, het geregen en vallende hagelstenen weer. Koos kruipt weer onder het zeil. Er schijnt geen einde aan te komen. 

Het duurt een hele tijd. Maar dan is het weer stil. Koos kruipt onder het zeil vandaan. Het is toch te gek voor woorden, denkt Koos. Hij gaat rechtop in zijn boot staan.
"AHOY...AHOY...STELLETJE RUZIEMAKERS", roept Koos heel hard. Een van de driftbuien hoort hem. De bui stuurt meteen een bliksemflits op Koos af. De flits komt voor Koos zijn voeten terecht. Hij duikelt zo overboord. Van de schrik.
Daar spartelt Koos Matroos in de dunne Kumuluszee. Hij moet weer snel aan boord van zijn boot zien te komen. Anders...zakt hij zo door de platte blauwe zeewolken.
En dan kom je niet meer boven. Koos spartelt naar de boot. Maar zijn boot drijft steeds verder weg. Koos Matroos begint moe te worden.


De hoestbuitjes hebben het gezien. Voorzichtig drijven ze onder de ruziemakers door naar de boot van Koos. Ze durven niet te kuchen of te hoesten. De hoestbuitjes gaan langs de boot drijven. Ze proberen de boot naar Koos te duwen. Het lukt niet. De buitjes zijn niet sterk genoeg. De lachbuien zien wat er gebeurt bij de boot van Koos.  De lachbuien komen ook helpen. De boot drijft nu een beetje naar Koos toe. Koos Matroos is al een paar keer kopje onder geweest. De buien moeten vlug zijn...anders is het te laat...
De andere buien komen nu ook helpen. Behalve de driftbuien. De huilbuien lachbuien regen en hagelbuien duwen de boot naar Koos Matroos. De hoestbuien helpen Koos in de boot klimmen. Koos ligt plat op de bodem van zijn boot. Hij is erg moe van al dat gespartel. Niet veel later zit Koos alweer rechtop. Hij bedankt de buien voor hun hulp. Alle buien willen weer in de lucht gaan hangen, maar...
De driftbuien houden ze tegen.
"Ons plekje. Ga maar ergens anders hangen", sissen ze tegen de andere buien. De huilbuien beginnen weer te janken. De regen en hagelbuien worden alweer donker. De lachbuien doen met de huilbuien mee.
"O nee. Daar gaan we weer", mompelt Koos. Hij gaat rechtop in de boot staan.
"HEEE...RUZIEMAKERS", roept Koos. De buien stoppen met ruziemaken. Ze kijken naar beneden naar Koos.
"Waarom maken jullie ruzie? Er is toch lucht genoeg", roept Koos naar boven.
"Bemoei je er niet mee. Alle lucht is van ons", schreeuwen de driftbuien terug. De driftbuien hebben zich helemaal opgeblazen. De andere buien hebben zo geen plaats meer in de lucht.
Koos krabt zich eens achter de oren. Wat nu gedaan?

Heel hoog boven het Wolkenrijk Kroelonia vliegt Bolle Jan de wind. Hij heeft de hele ruzie van boven af gezien. Hij heeft ook gezien dat bijna alle buien Koos geholpen hebben. En die driftbuien zitten weer dwars. Jan de wind heeft er genoeg van. Hij zal Koos en de buien wel eens helpen.
Koos Matroos staat nog steeds op zijn boot naar boven te kijken. Dan voelt hij dat de wind begint te waaien. Steeds harder. Koos denkt dat ie weet wat Bolle Jan de wind gaat doen.
"Alle buien en buitjes opgelet...Kom achter de boot zitten...de wind komt eraan", roept Koos. Zo gezegd zo gedaan. De hoestbuitjes zitten bij Koos in de boot. De huilbuien, lachbuien en regenbuien zitten achter de boot. De hagelbuien hangen langs de boot. Iedereen is stil.
De wind waait nu heel hard. De driftbuien weten niet wat er gebeurt. Nu gaat het stormen. De driftbuien kunnen niet meer blijven hangen. Ze waaien heel snel weg. Niemand heeft de driftbuien nog gezien.

Alles is weer rustig. Koos dobbert weer op de Kumulszee. De wind is gaan liggen. De lucht is blauw. Geen wolkje te zien. Of toch wel. Bij de streep achteraan op de Kumuluszee spelen de hoestbuien samen met de lachbuien wolkje over. De andere buien zijn ergens anders heen gegaan. Er is toch lucht genoeg, niet dan...ja toch.

Da's waar lucht genoeg.
Maar wat een raar verhaal.
Nooit geweten dat buien ruzie kunnen maken.
Nou ja...zo zie je maar weer.



Joepddoei en de mazzel

DJEK


dinsdag 10 november 2020

De Zee van Kumulus

Hallo fans 
Daar zijn we weer
met een nieuw avontuur
van de Kroelioos.
Deze keer een heel speciale Kroelio


De Zee van Kumulus

Op het Hemelse Plein lopen Spikkel en Stippel elkaar te duwen.
Stippel acrobaat

Spikkel

Dan loopt Spikkel naar achteren. Hij springt zo bij Stippel op zijn rug. Stippel schrikt ervan. Samen vallen ze op de grond. Spikkel giert van het lachen. Stippel niet, die is boos. Woedend staat hij op.
"Ben jij helemaal gek geworden? Zomaar op mij te springen", snauwt Stippel. Spikkel staat ook op. Hij hikt nog na van het lachen.
"Nee hoor ik ben niet gek. Maar...wat ben jij voor acrobaat? Zo een die zijn evenwicht niet kan houden en omvalt?" antwoordt Spikkel. Meteen begint hij weer te lachen. Stippel kijkt hem vuil aan.
"Ja lach maar. Ik hoef tenminste niet iedere keer naar mezelf te kijken. In een spiegel", sist Stippel. Nu is Spikkel boos. Ze gaan met hun ruggen tegen elkaar staan. Ze kijken elkaar niet meer aan. Ze praten zelfs niet meer met elkaar.
Spikkel en Stippel zijn zich aan het vervelen. Ze hebben niets te doen.

Voor het Luchtkasteel zit Mo op een bankje. Ferd zit ook op het bankje.
"Gaat het Mo", vraagt Ferd aan zijn vriend.
Ferd
Oran
"Het gaat wel. Ik ben alleen nog steeds zo moe. Komt door dat 4us denk ik", zegt Mo. Ondertussen komt Oran aangelopen.
"Hee Mo...hoe gaat het?" roept Oran.  Mo kijkt zijn twee vrienden aan.
"Het gaat wel. En verder zou ik willen dat jullie dat niet iedere keer vragen. Daar wordt ik zoooo...moe van", zegt Mo.
Mo



"Al goed...al goed", zegt Oran. Hij gaat ook op het bankje zitten. 
"Waar zullen we dan over praten?", vraagt Ferd. 
"Over ontdekkingen", fluistert Oran geheimzinnig.

Stippel en Spikkel staan nog steeds met hun ruggen tegen elkaar. Stippel ziet Mo, Oran en Ferd op het bankje zitten. Hij draait zich om naar Spikkel. 
"Zullen wij die drie eens gaan afluisteren?" wijst Stippel. Spikkel begint te lachen. Het tweetal sluipt langzaam naar de drie Kroelioos toe. Ze staan aan de zijkant van het Luchtkasteel. Spikkel en Stippel kunnen nu horen wat er gezegd wordt.

"Wil jij nog iets gaan ontdekken Mo?" vraagt Ferd.
"Op het moment niet. Ben veel te moe", antwoordt Mo.
"Waar ben jij nu nog nooit geweest?" vraagt Oran. Dat is een goede vraag. Hier moet Mo even over nadenken. Mo krijgt altijd een rimpel boven zijn ogen als hij diep nadenkt.
"Hmmm...ik ben al een paar keer naar de Oranje Vlakte geweest. Ook naar het Wie Wat Waar land. De Nevelwouden. Het Woeste Westen Wolkenland. De heuvels van Oen", mompelt Mo.
"Maar...ik ben nog nooit naar het Zuiden gegaan", zegt Mo ineens.
"Het Zuiden?" vraagt Ferd
"Waar is dat?" vraagt Oran.
"Nou...je gaat niet naar de Wolkenfabriek...maar helemaal de andere kant op". wijst Mo. Ferd en Oran kijken elkaar aan. Ze weten niet waar Mo het over heeft.

Stippel fluistert tegen Spikkel: "Kom we gaan". Het tweetal sluipt weg van het Luchtkasteel.
"Heb je het gehoord?" fluistert Stippel geheimzinnig tegen Spikkel.
"Ja...het Zuiden ",fluistert Spikkel terug.  Stippel geeft Spikkel een duw.
"Doe normaal...we gaan naar het Zuiden...ja. Wat Mo kan kunnen wij ook", zegt Stippel.
"Hoe bedoel je?" vraagt Spikkel.
"We gaan op avontuur",  roept Stippel.
"YEEEEEHHHH".

De twee Kroelioos rennen over het Hemelse Plein naar een van de regenboogbruggen.

Op de brug blijven ze staan.
"Waar o waar is het Zuiden?" peinst Spikkel.
"Die kant op is de weg naar de Wolkenfabriek', wijst Stippel.
"Hmmm...naar de andere kant zei Mo. Maar daar is geen brug...", mompelt Spikkel.
"Dan maar eerst naar de Nevelwouden", stelt Stippel voor. Ze steken de brug over. Nu komen ze bij het huisje van Klad. Klad zit op zijn bankje voor zijn huisje. Hij ziet de twee Kroelioos aankomen en begint te lachen.
"Hee daar. Waar gaan jullie naar toe? Zo ver van huis", lacht Klad.
Klad
"Wel meneer Klad wij gaan naar het Zuiden", zegt Stippel deftig.
"Waaauw. Naar het Zuiden?" vraagt Klad verbaasd.
"Alleen...weten we niet...precies...waar dat is", zegt Spikkel verlegen.
"O...da's makkelijk. Hier rechtdoor ga je de Nevelwouden in. Maar als je zo voor mijn huisje doorloopt ga je naar het Zuiden", wijst Klad.
"Dank je wel", zeggen Spikkel en Stippel tegelijk. 
"Wacht eens...wie ging er nou ook naar het Zuiden?...lang geleden", mompelt Klad. Spikkel en Stippel kijken elkaar aan. Ze weten het niet. 
"O ja...dat was Koos Matroos...die ging een boot zoeken of zoiets", roept Klad ineens. 
"Goed Klad. We gaan weer verder", zegt Stippel ongeduldig. De twee Kroelioos lopen door.
"Eerst komen de Mistige Velden. Niet verdwalen hoor...", roept Klad hen na.
De twee zwaaien nog naar Klad en lopen weg.

Even later vraagt Spikkel: "Wat zei Klad?"
"Iets over een veld of zoiets...niet belangrijk", antwoordt Stippel. De twee Kroelioos huppelen verder. Ze hebben goede zin. Het gaat fantastisch dat avonturen. De bomen van de Nevelwouden zijn verdwenen. Alleen nog maar wolkenvelden te zien. Spikkel en Stippel staan stil. Wat kunnen ze nu ver weg kijken. Ze gaan even op de wolkengrond zitten. Even uitrusten.
"Ik heb eigenlijk best wel een beetje honger",  zegt Spikkel.
"Ik ook...maar we hebben geen eten meegenomen. Vergeten", zegt Stippel treurig. Daar zitten ze dan. Moe en hongerig.

"WhooeOeoe"

Spikkel springt op.
"Wat was dat?" gilt Spikkel. Stippel staat ook op. De twee Kroelioos kunnen nu niet meer zo ver kijken. Overal mistflarden. Ineens komt een mistflard heel dichtbij.
"WHOeoe...", roept de flard. De Kroelioos staan als aan de grond genageld. Ze durven zich niet te bewegen.
"E...een...sp...spook", fluistert Spikkel. 
"Spoken bestaan niet. Spikkel mag ik jou spiegel lenen?" zegt Stippel. Spikkel geeft hem de spiegel. Daar komt weer een mistflard aan.

"WHoeOeOe" . 

Stippel houdt de spiegel voor de flard. Het ding schrikt en maakt dat ie wegkomt. De andere mistflarden vluchten ook weg.
"Kom mee. We gaan snel verder", zegt Stippel. Op een holletje gaan Spikkel en Stippel er van door.

"We zijn nu wel erg ver van huis. Zouden we al in het Zuiden zijn?" vraagt Spikkel.
Stippel haalt zijn schouders op. Hij weet het ook niet. Ze staan voor een vlakte van platte lichtblauwe wolken. Spikkel duwt Stippel omver en rent hem voorbij.
"Wie het eerst aan de overkant is", schreeuwt hij naar Stippel.

"FLOns".

Weg is Spikkel. Stippel vliegt overeind.
"Spikkel...Spikkel...waar ben je?" roept Stippel heel hard.
"UCh...Uche...sproet...hier", schreeuwt Spikkel terug. Vlug trekt Stippel hem uit de wolken brei.
"Wat is dat voor iets?...zijn het drijfwolken?" vraagt Stippel.
"Nee...dat niet...maar je zakt er wel zo doorheen", proest Spikkel.

"RINkel...de tinkel", klinkt het. Verschrikt kijken de Kroelioos op. Daar komt iets aan. Over de platte blauwe wolken kijkt een groot oog de Kroelioos aan.
"MONSTER", schreeuwen Spikkel en Stippel tegelijk. Ze maken dat ze wegkomen.  

Koos Matroos
"Ahoy...ahoy stelletje wolkenlandrotten...waar gaan jullie naar toe?" roept een ruwe stem. Spikkel en Stippel staan stil. Langzaam draaien ze om. Op het 'monster' staat... een Kroelio. Verbaasd lopen de Kroelioos terug. 
"Wie...wie...ben jij?" stamelt Stippel. Spikkel verschuilt zich achter Stippel.
"Ahoy...ze noemen mij Koos Matroos...de schrik van de Kumuluszee", zegt de Kroelio op het monster.
"Ha ha...dat laatste is niet waar hoor", lacht Koos. 
"En jij woont in een monster?", vraagt Stippel weer. Koos moet hier heel hard om lachen.
"Een monster?...nee dit is Ferdinand...of Ferd...mijn boot", wijst Koos Matroos naar het monster. 
"En dat grote oog dan?", wijst Spikkel.
"Dat oog is op het wolkenzeil geschilderd door Klad Kroelio. Om de andere zeemonsters bang te maken", zegt Koos Matroos.
"Rinkeldetinkel". 
"En ik heb ook een bel", lacht Koos.
Even later zitten de drie Kroelioos op de boot van Koos. Spikkel en Stippel zijn niet meer bang. Ze zitten gezellig te praten. Van Koos krijgen ze ook nog eens iets te eten.
"Waarom heet jou boot Ferdinand of Ferd?", vraagt Spikkel aan Koos.
"Nou...hij lijkt wel een beetje op Ferd Kroelio vindt je niet?", zegt Koos.
"Ja...Ferd is ook groen", grapt Stippel. Daar moeten ze alle drie hard om lachen.
Het is tijd om te gaan slapen. Spikkel en Stippel zijn moe van...dat avonturen.

De volgende dag staan Spikkel Stippel en Koos Matroos over de Kumuluszee te kijken. Helemaal achteraan de Zee loopt een streep.
"Wat is daar?", wijst Stippel naar de streep.
"Dat...is het einde van Kroelonia. Als je over de streep gaat val je naar beneden...naar de mensenwereld", vertelt Koos. 
"Ben jij al eens bij die streep geweest?", vraagt Spikkel.
"Ja...één keer...", zegt Koos. Koos wordt een beetje wit rond zijn neus.
"Toen ik daar was...waren er ineens...allemaal kleine zwarte wolkjes. Ze riepen iets van ukke...ugge of zoiets. Er vliegt daar ook iets rond. Dat iets roept dan heel hard...taaka of tokka...Heel eng", fluistert Koos.
"Ja ja. Dat wil ik nog wel eens zien", roept Stippel ineens. Want Stippel is nergens bang van. Spikkel wel.
"Durf jij nog een keer naar de streep te varen?', vraagt Stippel aan Koos.
Koos laat zich niet kennen.
"Natuurlijk wel", zegt hij stoer. Spikkel wil liever niet mee. Hij vindt het heel gevaarlijk allemaal. 
"Goed...als die mistflarden maar niet terugkomen", zegt Koos. Spikkel gaat toch maar mee.

Even later varen ze al op de helft van de Kumuluszee. Bolle Jan de wind blaast hard in het zeil van de boot. Dan rolt Koos Matroos het zeil op. Zodat de wind er niet meer in kan blazen. Langzaam vaart de boot naar de rand van Kroelonia. Een eindje voor de streep stopt de boot. Het is doodstil...er gebeurt niks. 
Stippel de stoere acrobaat, wil wel eens over de rand naar beneden kijken.
Koos Matroos en Spikkel vinden dat heel gevaarlijk. Maar Stippel wil toch gaan kijken. Koos heeft een heel lang wolkentouw op zijn boot liggen. Hij bindt Stippel aan het touw vast.
"Wij zullen hier op de boot het touw vasthouden. Kan jij even over de rand gaan hangen", zegt Koos.
"Maar niet te lang...", fluistert Spikkel bezorgd. Stippel neemt een grote sprong. Hij vliegt zo over de rand van Kroelonia.

Daar hangt hij dan. Stippel kijkt zijn ogen uit. Helemaal beneden is de mensenwereld. De mensen zien er heel klein uit. Dan kijkt hij naar de rand van het Grote Wolkenrijk Kroelonia. In de rand zitten hier en daar gaten. Zo nu en dan vallen er platte blauwe wolkjes over de rand. Deze wolkjes zweven zo naar beneden.
"Wat zou er in die gaten zitten?", mompelt Stippel. Hij kan het niet goed zien. Stippel begint te schommelen. Zo komt hij steeds dichter bij de donkere gaten.

Boven in de boot houden Koos en Spikkel het touw goed vast. Het wolkentouw beweegt steeds harder heen en weer.
"Wat is ie toch aan het doen?", schreeuwt Spikkel.  Koos haalt zijn schouders op. Hij weet het ook niet.
"TJAKKA", schreeuwt een stem.  Er vliegt iets rakelings langs de hoofden van Koos en Spikkel. Van schrik laten de twee Kroelioos het touw los...Koos en Spikkel liggen op de bodem van de boot. Er is iets op de boot gaan zitten. Voorzichtig kijkt Koos omhoog. Daar zit een vogel met een bril op naar Koos te staren. De vogel heeft ook een hoed op. Een vreemde vogel.
"TJAKKA", schreeuwt de vogel weer. Koos staat op. Het is geen grote vogel. Koos is niet bang uitgevallen. Hij pakt de vogel stevig vast.
"Wie ben jij?...wat kom je hier doen? sist Koos Matroos.
"Tsakka...kan ik ook aan jou vragen...blauw monster...dat je bent", sist de vogel terug. Dan springt Spikkel op.
"Nee...nee...Koos...we hebben het touw losgelaten...Stippel", roept Spikkel verdrietig. Koos schudt de vogel flink door elkaar.
Ulegere de uil

Allemaal jou schuld...", schreeuwt hij woedend.
"Niet waar...niet waar...tjakka", piept de vogel. Koos laat de vogel los. Hij gaat naast Spikkel zitten. 
"Zijn we Stippel nu kwijt", vraagt Spikkel aan Koos.
Koos geeft geen antwoord.

Stippel schommelt steeds harder. Ineens valt het touw naar benden. Stippel kan nog net naar een van de donkere gaten duiken. Hij rommeldebomt zo het gat in. 
Stippel gaat rechtop zitten. Hij ziet niets zo donker is het. Alleen bij de ingang is het licht.
"Hier maar wachten. Zit niks anders op", mompelt Stippel. Zo zit hij een hele tijd bij de ingang van het gat naar beneden te kijken.
Wat zou er toch gebeurd zijn? Waarom is het touw losgeschoten? Waarom komt niemand mij halen? denkt Stippel.
"Ugge...uch", hoest een stemmetje. Stippel draait zich met een ruk om. In de verte ziet hij twee glimmende oogjes.
"Wie is daar?" schreeuwt Stippel. Hij springt op. De oogjes zijn weer weg. Voorzichtig loopt Stippel naar de achterkant van het donkere gat.
"UGGe...kuch...hoest. UCH".
Stippel blijft staan. overal om hem heen zijn oogjes. Veel oogjes. Stippel durft niet te bewegen.
Hoestbuien


"H...hal...hallo...oogjes", stottert Stippel. De oogjes komen dichterbij.
"Ik...euh...ikke...ben Stippel. Wie zijn...jullie?, vraagt Stippel. De oogjes beginnen luidruchtig te hoesten, uchen en proesten. Dan is het stil.
Een klein stemmetje zegt: "Wij zijn de hoestbuien". 
"Niemand vindt ons aardig", zegt een ander stemmetje verdrietig. 
"Waarom niet?" vraagt Stippel weer.
"Geen mens wil verkouden zijn. Niemand wil hoesten", zegt weer een andere stem.
"Daarom hebben wij ons hier verstopt. Heeft niemand last van ons", fluistert het verdrietige stemmetje weer. Stippel is er stil van geworden. Wat een zielige verhalen allemaal.

Op de boot kijkt de vreemde vogel naar Spikkel en Koos.
"Ik ben de uil Ulegere. Ik bescherm de hoestbuien tegen zeemonsters. En jij bent een zeemonster", wijst de uil naar Koos. Koos kijkt Ulegere raar aan.
"Ik...Ik ben een monster?" zegt Koos. De vogel kijkt Koos boos aan.
"Jij gaat steeds heen en weer over de Kumuluszee. En dat grote oog van jou kijkt overal heen. De hoestbuien zijn bang van jou", zegt Ulegere. Koos Matroos snapt er niks van.
Ulegere

 
"Dit is een boot...geen monster...doet helemaal niks hoor", wijst Koos naar de boot. Ulegere snapt het.
"Ooooh...verkeerd gezien...sorry", fluistert de uil. Spikkel hangt een beetje overboord in de Kumuluszee te turen.
"Stippel...lieve Stippel...waar ben je?" jammert Spikkel. Ulegere de uil gaat naar Stippel toe.
"Is je vriendje over de rand gevallen? " vraagt de Uil. Spikkel knikt van ja.
"Ik kan wel even gaan kijken. Misschien hebben de hoestbuien hem wel opgevangen" zegt de uil weer. Spikkel knikt weer van ja. De uil vliegt weg. Hij duikt zo over de rand. Weg is ie. 
Stippel kijkt naar Koos Matroos.
"Wat zijn hoestbuien?" vraagt Stippel. Koos weet het niet.

Stippel en de hoestbuien zitten in het donker. Niemand zegt iets.
"Fladder de FLap".
Spikkel kijkt met een ruk om. In de opening van het gat is een vogel geland.
"Ulegere...Ulegere", roepen de hoestbuien.
"Ik ben op zoek naar een vreemd wezen. Hebben jullie hem gezien?" vraagt de uil.
"Hier ben ik", roept Stippel. Hij loopt naar de uil toe.
"Je vrienden missen je", zegt Ulegere tegen Stippel.
"Ik mis hen ook. Maar hoe kom ik weer boven?" mompelt Stippel.
"Ik kan je wel even brengen...als je durft" ,  zegt de uil. Dat moet je niet tegen Stippel zeggen. Stippel durft bijna alles...bijna.
"Kom maar op", lacht Stippel. De uil springt Stippel in zijn nek en tilt hem op. Zo vliegt hij het gat uit terug naar boven. De hoestbuien vliegen er al hoestend en proestend achteraan. Stippel heeft zijn ogen stijf dichtgeknepen. Hij durft niet te kijken.

Even later zit het hele stelletje op de boot van Koos  Matroos. Ulegere is niet meer boos op Koos. De hoestbuien zijn niet meer bang. Spikkel en Stippel zitten tegen elkaar aan. Eind goed al goed.

Niet veel later zijn Koos Stippel en Spikkel weer onderweg naar het wolkenland aan de andere kant van de Kumuluszee. Stippel en Spikkel willen zo snel mogelijk weer naar huis. Ze hebben wel weer genoeg geavontuurd.

Phooe wat een avontuur
Ik denk dat Stippel en Spikkel voorlopig 
thuis blijven.
Tot de volgende keer.




Joepdoei en de mazzel

DJEK









 





donderdag 17 september 2020

Het 4us deel 2 De goudsbloem

Hallo fans
Ik heb er niet van kunnen slapen.
Zo spannend met die zwarte Kroelio.
Hoe gaat dit aflopen



De goudsbloem


"Loop jij maar voorop", wijst Linky
"Lekker hapje weet de weg...haha...", lacht Linky.
Linky


Ze gaan op weg.
"Hij die altijd honger heeft...heeft alweer honger.Is het nog ver...lekker hapje?"vraagt de zwarte Kroelio. Mo stopt en draait om.
"Eeeu...ik weet de weg hier niet zo goed.En het is stikdonker. Het kan nog wel even duren". ,zegt Mo. 
"Hmmm...opschieten lekker hapje". Linky kijkt Mo verlekkert aan.
"Als we er zijn...heeft hij die honger heeft...een heleboel hapjes om op te eten...smikkelen en smullen...Hmmm", zegt Linky. Oei oei, denkt Mo. Dat is niet de bedoeling. Opeens rent Mo recht op Linky af. Hij geeft Linky een kopstoot. Linky valt om. Mo rent zo het Donkere Bos in.Hij kijkt niet om. Mo heeft nu drie bulten op zijn kop
Mo de Kroelio

Linky is opgestaan. Hij gaat achter Mo aan. 
"Lekker hapje...waar ben je?...ik zie je wel...haha", krijst de zwarte Kroelio. Mo hoort Linky steeds dichterbij komen. Mo weet niet meer welke kant hij op moet. Dan stormt hij een donker pad in. Wat is dat daar in de verte? Mo staat ineens stil.
Er brandt een lichtje. Opeens herkent Mo het hutje. Daar woont de Hork. Mo duikt achter een donker wolkenbosje.
"RGgg...Rgg...Rillo", hoort Mo. Hij weet wie dat is...de Hork. De Hork staat voor zijn hutje. Dan komt Linky de bocht om rennen. Hij ziet de Hork. Linky denkt dat de Hork Mo is. Hij holt regelrecht op de Hork af. 
"Hallo lekker ding...hier is Linky", roept Linky. De Hork draait zich naar Linky toe.
"RGGGG...Hmmm?"mompelt de Hork. Linky staat stil voor de Hork.
"Hij die altijd honger heeft...zegt...jij geen lekker hapje", fluistert Linky. Hij draait zich om. De zwarte Kroelio maakt dat ie wegkomt. 
"RGGGG...LIORGGG", krijst de Hork ineens. Hij holt achter Linky aan. Dan wordt alles weer stil. Mo durft voorzichtig achter het wolkenbosje uit te komen. Ja,ze zijn weg. Mo gaat verder op zoek naar de Wolkbreuk. Hij wil graag naar huis.

Mo is het Donkere Bos uit. In de verte ziet hij de boom van de Dwarrels. Hij is bijna bij de Wolkbreuk. Zijn voorpoot voelt een beetje raar aan. Mo kijkt naar zijn voorpoot. Hij schrikt zich een hoedje. Zijn voorpoot is helemaal...zwart.
"O jee...o jee. Nou wordt ik ook helemaal zwart. O jee...o jee", jammert Mo. Hij zet het op een lopen naar de Wolkbreuk. Mo rent zo door de Wolkbreuk heen. Hij is op de Oranje Vlakte. Maar Mo heeft zo hard gelopen dat hij erg moe is geworden.Hij gaat tegen een oranje wolkenboom zitten. Boven in de boom zit een oranje bol. Langzaam doet de bol zijn ogen open. Hij kijkt eens naar beneden. Daar ziet hij Mo zitten.
"Hee een lanterfanter...
O nee een geel ding gevlekt als een panter...", zegt de bol.Mo doet een oog open.
Hij kijkt naar boven.
"Aah Foudraal...ben ik blij dat ik jou zie. Ik wordt langzaam zwart en ik weet niet wat ik moet doen", zucht Mo.

Foudraal antwoordt:
"Het zwarte 4us heeft je te pakken...
Ga niet neer zitten bij de pakken...
Zoek in het Nevelwoud...
Naar de bloem van goud...
En eet hem op...
Van steel tot top...
Bij het zwevend dorp...
Zal de bloem zijn...
Niet zo groot maar wel zo klein...
Ga nu snel erheen...
Anders wordt je hart een zwarte steen...".

Langzaam staat Mo op. 
"Bedankt Foudraal", zegt Mo. Hij begint weer te rennen. Zijn andere voorpoot en zijn neus zijn nu ook zwart.
Foudraal kijkt Mo na. Zijn ogen gaan langzaam weer dicht. Mo rent nu langs de Hoge Wolkenbergen. De Motjes die hem zien maken dat ze wegkomen. Zo bang zijn ze van een bijna zwarte Kroelio.
De Motjes

Mo holt verder langs de Wolkenfabriek naar het Hemelse Plein.  Op het plein staan Roezje en Valencio te praten. 
"Heb je nu alle zoentjes en kusjes van de hele wereld?", vraagt Roezje aan Valencio.
"Ik denk van niet. Er komen steeds nieuwe bij", antwoordt Valencio. Dan zien ze Mo het plein oprennen.
"Wat is dat voor iets? ", wijst Roezje.  De twee Kroelioos vliegen op Mo af. Mo valt op de grond...zo moe is hij. Valencio en Roezje springen bovenop hem.
Roezje






"Wie ben jij?...Wat kom je hier doen", sist Roezje. 
"Ik...ik ben het...lekker hapje...Mo", kreunt Mo. Valencio en Roezje kijken elkaar aan.
Valencio

"Jij bent Mo niet.Die is geel", snauwt Roezje.
"GA VAN ME AF...Of ik ga bijten", snauwt Mo terug. 
"Hij klinkt wel als Mo. Alleen niet zo aardig", zegt Valencio. Roezje krabt eens achter zijn oren.Hij weet niet wat te doen.
"Alsjeblieft...help mij", jammert Mo. De twee Kroelioos gaan van Mo af. Ze helpen Mo opstaan. De achterpoten van Mo zijn ook al zwart. Mo vertelt Valencio en Roezje wat er is gebeurt. De drie Kroelioos zetten het op een lopen. Naar de Nevelwouden.

Ze hollen alle drie langs het huisje van Klad. Klad is zo te zien niet thuis. Ze rennen en hollen nog even verder. Dan...valt Mo doodmoe op de grond.
"Kom Mo doorlopen. Zo vinden we het zwevend dorpje Tutjebol nooit",zegt Valencio. 
"Ik weet...het...zo moe...van 4us...lekker hapje", mompelt Mo. Roezje kijkt Valencio aan.
"Wat zegt ie?"vraagt Roezje. Ineens springt Mo op. 
"IK ZEG...DAT JULLIE NIKS WETEN...ik ga jullie bijten", gilt Mo. Hij rent op Valencio en Roezje af. De twee Kroelioos pakken Mo vast. Ze vallen met zijn drieën op de wolkengrond. De drie Kroelioos rollen over elkaar heen. 
"Tutter de tutter de tut...", klinkt een stem. Daar staat heer Tut van de Toren. De drie Kroelioos stoppen met vechten. Mo staat op. Valencio en Roezje staan ook op. Ze pakken Mo vlug vast. 
"Tutter de tut...wat is hier aan de hand...tut", vraagt heer Tut.
"Hallo...lekker hapje...ik bedoel heer Tut", stamelt Mo. Tut van de Toren kijkt Mo raar aan.
"Ik ben het...Mo", zegt Mo weer. 
Heet Tut van de Toren

"Kan niet...Tut...Mo is geel niet zwart...Tutter", tuttert Tut.
"Toch is het Mo.Maar dan zwart", zegt Roezje.
"Help me dan toch...stom tutding. Breng mij naar de goudsbloem...voordat ik helemaal zwart ben", snauwt Mo. Heer Tut van de Toren deinst terug. Hij is een beetje bang geworden van Mo. "We moeten hem snel helpen. Hij wordt steeds kwaadaardiger", zegt Valencio tegen Tut.
"Kom maar...tutter...mee dan...Tut", wenkt heer Tut. Valencio en Roezje slepen Mo mee. Ze volgen Tut op de voet. Even later komen ze op een open plek in de Nevelwouden. Daar hangt het zwevend dorpje Tutjebol. Hier wonen de Tutters. Heer Tut van de Toren loopt naar de achterkant van het dorpje. Daar groeit een klein geel gouden bloempje. De Goudsbloem. Mo wordt naar het bloempje gesleurd.
"Nou Mo hier is de Goudsbloem. Eet hem maar gauw op", zegt Roezje. Maar Mo doet zijn mond niet open. Boos kijkt hij Roezje aan.
"Tutterdetut...waarom wil hij nu niet meer?"vraagt Tut. De andere twee Kroelioos halen hun schouders op. Ze weten het ook niet. Roezje pakt Mo vast en gooit hem op de grond. Valencio gaat vlug op Mo zitten.
"Als jij de bloem plukt, dan knijp ik zijn neus dicht. Dan moet ie zijn mond wel opendoen.Dan stop jij gauw de Goudsbloem in zijn mond", roept Valencio. Zo gezegd zo gedaan. Met veel moeite stoppen ze de bloem bij Mo in zijn mond. Nu wil Mo de bloem weer niet doorslikken. Weer houden Valencio Roezje en Tut de neus en mond van Mo dicht. Boos kijkt Mo het drietal aan. Hij kan niet anders dan de bloem doorslikken.

De neus van Mo begint weer geel te worden.Even later is Mo weer helemaal geel. De twee andere Kroelioos durven hem nu wel weer los te laten. Mo blijft languit op de wolkengrond liggen. Valencio en Roezje bedanken heer Tut van de Toren voor zijn hulp. Tut gaat naar het zwevend dorp Tutjebol. Hij kijkt nog een beetje bang naar Mo. Dan is hij verdwenen. Mo gaat rechtop zitten Hij kijkt de andere twee Kroelioos aan.
"Pfffoe...wat ben ik blij jullie te zien", zucht Mo.
"Wij zijn ook blij de oude Mo weer te zien", zegt Roezje. Valencio knikt van ja.
"Hoe kom jij nu zo zwart?"vraagt Valencio. Mo staat op.
"Dat zal ik jullie vertellen...als we onderweg zijn naar huis", puft Mo.
Dat vinden Valencio en Roezje een goed idee. Ze pakken Mo allebei aan een kant vast en lopen zo verder. Terug naar het Hemelse Plein.


Gelukkig
Het is toch nog goed afgelopen.
Mo zal voorlopig niks meer gaan ontdekken.
Of denken jullie van wel...?

Joepdoei en de mazzel



DJEK