dinsdag 10 november 2020

De Zee van Kumulus

Hallo fans 
Daar zijn we weer
met een nieuw avontuur
van de Kroelioos.
Deze keer een heel speciale Kroelio


De Zee van Kumulus

Op het Hemelse Plein lopen Spikkel en Stippel elkaar te duwen.
Stippel acrobaat

Spikkel

Dan loopt Spikkel naar achteren. Hij springt zo bij Stippel op zijn rug. Stippel schrikt ervan. Samen vallen ze op de grond. Spikkel giert van het lachen. Stippel niet, die is boos. Woedend staat hij op.
"Ben jij helemaal gek geworden? Zomaar op mij te springen", snauwt Stippel. Spikkel staat ook op. Hij hikt nog na van het lachen.
"Nee hoor ik ben niet gek. Maar...wat ben jij voor acrobaat? Zo een die zijn evenwicht niet kan houden en omvalt?" antwoordt Spikkel. Meteen begint hij weer te lachen. Stippel kijkt hem vuil aan.
"Ja lach maar. Ik hoef tenminste niet iedere keer naar mezelf te kijken. In een spiegel", sist Stippel. Nu is Spikkel boos. Ze gaan met hun ruggen tegen elkaar staan. Ze kijken elkaar niet meer aan. Ze praten zelfs niet meer met elkaar.
Spikkel en Stippel zijn zich aan het vervelen. Ze hebben niets te doen.

Voor het Luchtkasteel zit Mo op een bankje. Ferd zit ook op het bankje.
"Gaat het Mo", vraagt Ferd aan zijn vriend.
Ferd
Oran
"Het gaat wel. Ik ben alleen nog steeds zo moe. Komt door dat 4us denk ik", zegt Mo. Ondertussen komt Oran aangelopen.
"Hee Mo...hoe gaat het?" roept Oran.  Mo kijkt zijn twee vrienden aan.
"Het gaat wel. En verder zou ik willen dat jullie dat niet iedere keer vragen. Daar wordt ik zoooo...moe van", zegt Mo.
Mo



"Al goed...al goed", zegt Oran. Hij gaat ook op het bankje zitten. 
"Waar zullen we dan over praten?", vraagt Ferd. 
"Over ontdekkingen", fluistert Oran geheimzinnig.

Stippel en Spikkel staan nog steeds met hun ruggen tegen elkaar. Stippel ziet Mo, Oran en Ferd op het bankje zitten. Hij draait zich om naar Spikkel. 
"Zullen wij die drie eens gaan afluisteren?" wijst Stippel. Spikkel begint te lachen. Het tweetal sluipt langzaam naar de drie Kroelioos toe. Ze staan aan de zijkant van het Luchtkasteel. Spikkel en Stippel kunnen nu horen wat er gezegd wordt.

"Wil jij nog iets gaan ontdekken Mo?" vraagt Ferd.
"Op het moment niet. Ben veel te moe", antwoordt Mo.
"Waar ben jij nu nog nooit geweest?" vraagt Oran. Dat is een goede vraag. Hier moet Mo even over nadenken. Mo krijgt altijd een rimpel boven zijn ogen als hij diep nadenkt.
"Hmmm...ik ben al een paar keer naar de Oranje Vlakte geweest. Ook naar het Wie Wat Waar land. De Nevelwouden. Het Woeste Westen Wolkenland. De heuvels van Oen", mompelt Mo.
"Maar...ik ben nog nooit naar het Zuiden gegaan", zegt Mo ineens.
"Het Zuiden?" vraagt Ferd
"Waar is dat?" vraagt Oran.
"Nou...je gaat niet naar de Wolkenfabriek...maar helemaal de andere kant op". wijst Mo. Ferd en Oran kijken elkaar aan. Ze weten niet waar Mo het over heeft.

Stippel fluistert tegen Spikkel: "Kom we gaan". Het tweetal sluipt weg van het Luchtkasteel.
"Heb je het gehoord?" fluistert Stippel geheimzinnig tegen Spikkel.
"Ja...het Zuiden ",fluistert Spikkel terug.  Stippel geeft Spikkel een duw.
"Doe normaal...we gaan naar het Zuiden...ja. Wat Mo kan kunnen wij ook", zegt Stippel.
"Hoe bedoel je?" vraagt Spikkel.
"We gaan op avontuur",  roept Stippel.
"YEEEEEHHHH".

De twee Kroelioos rennen over het Hemelse Plein naar een van de regenboogbruggen.

Op de brug blijven ze staan.
"Waar o waar is het Zuiden?" peinst Spikkel.
"Die kant op is de weg naar de Wolkenfabriek', wijst Stippel.
"Hmmm...naar de andere kant zei Mo. Maar daar is geen brug...", mompelt Spikkel.
"Dan maar eerst naar de Nevelwouden", stelt Stippel voor. Ze steken de brug over. Nu komen ze bij het huisje van Klad. Klad zit op zijn bankje voor zijn huisje. Hij ziet de twee Kroelioos aankomen en begint te lachen.
"Hee daar. Waar gaan jullie naar toe? Zo ver van huis", lacht Klad.
Klad
"Wel meneer Klad wij gaan naar het Zuiden", zegt Stippel deftig.
"Waaauw. Naar het Zuiden?" vraagt Klad verbaasd.
"Alleen...weten we niet...precies...waar dat is", zegt Spikkel verlegen.
"O...da's makkelijk. Hier rechtdoor ga je de Nevelwouden in. Maar als je zo voor mijn huisje doorloopt ga je naar het Zuiden", wijst Klad.
"Dank je wel", zeggen Spikkel en Stippel tegelijk. 
"Wacht eens...wie ging er nou ook naar het Zuiden?...lang geleden", mompelt Klad. Spikkel en Stippel kijken elkaar aan. Ze weten het niet. 
"O ja...dat was Koos Matroos...die ging een boot zoeken of zoiets", roept Klad ineens. 
"Goed Klad. We gaan weer verder", zegt Stippel ongeduldig. De twee Kroelioos lopen door.
"Eerst komen de Mistige Velden. Niet verdwalen hoor...", roept Klad hen na.
De twee zwaaien nog naar Klad en lopen weg.

Even later vraagt Spikkel: "Wat zei Klad?"
"Iets over een veld of zoiets...niet belangrijk", antwoordt Stippel. De twee Kroelioos huppelen verder. Ze hebben goede zin. Het gaat fantastisch dat avonturen. De bomen van de Nevelwouden zijn verdwenen. Alleen nog maar wolkenvelden te zien. Spikkel en Stippel staan stil. Wat kunnen ze nu ver weg kijken. Ze gaan even op de wolkengrond zitten. Even uitrusten.
"Ik heb eigenlijk best wel een beetje honger",  zegt Spikkel.
"Ik ook...maar we hebben geen eten meegenomen. Vergeten", zegt Stippel treurig. Daar zitten ze dan. Moe en hongerig.

"WhooeOeoe"

Spikkel springt op.
"Wat was dat?" gilt Spikkel. Stippel staat ook op. De twee Kroelioos kunnen nu niet meer zo ver kijken. Overal mistflarden. Ineens komt een mistflard heel dichtbij.
"WHOeoe...", roept de flard. De Kroelioos staan als aan de grond genageld. Ze durven zich niet te bewegen.
"E...een...sp...spook", fluistert Spikkel. 
"Spoken bestaan niet. Spikkel mag ik jou spiegel lenen?" zegt Stippel. Spikkel geeft hem de spiegel. Daar komt weer een mistflard aan.

"WHoeOeOe" . 

Stippel houdt de spiegel voor de flard. Het ding schrikt en maakt dat ie wegkomt. De andere mistflarden vluchten ook weg.
"Kom mee. We gaan snel verder", zegt Stippel. Op een holletje gaan Spikkel en Stippel er van door.

"We zijn nu wel erg ver van huis. Zouden we al in het Zuiden zijn?" vraagt Spikkel.
Stippel haalt zijn schouders op. Hij weet het ook niet. Ze staan voor een vlakte van platte lichtblauwe wolken. Spikkel duwt Stippel omver en rent hem voorbij.
"Wie het eerst aan de overkant is", schreeuwt hij naar Stippel.

"FLOns".

Weg is Spikkel. Stippel vliegt overeind.
"Spikkel...Spikkel...waar ben je?" roept Stippel heel hard.
"UCh...Uche...sproet...hier", schreeuwt Spikkel terug. Vlug trekt Stippel hem uit de wolken brei.
"Wat is dat voor iets?...zijn het drijfwolken?" vraagt Stippel.
"Nee...dat niet...maar je zakt er wel zo doorheen", proest Spikkel.

"RINkel...de tinkel", klinkt het. Verschrikt kijken de Kroelioos op. Daar komt iets aan. Over de platte blauwe wolken kijkt een groot oog de Kroelioos aan.
"MONSTER", schreeuwen Spikkel en Stippel tegelijk. Ze maken dat ze wegkomen.  

Koos Matroos
"Ahoy...ahoy stelletje wolkenlandrotten...waar gaan jullie naar toe?" roept een ruwe stem. Spikkel en Stippel staan stil. Langzaam draaien ze om. Op het 'monster' staat... een Kroelio. Verbaasd lopen de Kroelioos terug. 
"Wie...wie...ben jij?" stamelt Stippel. Spikkel verschuilt zich achter Stippel.
"Ahoy...ze noemen mij Koos Matroos...de schrik van de Kumuluszee", zegt de Kroelio op het monster.
"Ha ha...dat laatste is niet waar hoor", lacht Koos. 
"En jij woont in een monster?", vraagt Stippel weer. Koos moet hier heel hard om lachen.
"Een monster?...nee dit is Ferdinand...of Ferd...mijn boot", wijst Koos Matroos naar het monster. 
"En dat grote oog dan?", wijst Spikkel.
"Dat oog is op het wolkenzeil geschilderd door Klad Kroelio. Om de andere zeemonsters bang te maken", zegt Koos Matroos.
"Rinkeldetinkel". 
"En ik heb ook een bel", lacht Koos.
Even later zitten de drie Kroelioos op de boot van Koos. Spikkel en Stippel zijn niet meer bang. Ze zitten gezellig te praten. Van Koos krijgen ze ook nog eens iets te eten.
"Waarom heet jou boot Ferdinand of Ferd?", vraagt Spikkel aan Koos.
"Nou...hij lijkt wel een beetje op Ferd Kroelio vindt je niet?", zegt Koos.
"Ja...Ferd is ook groen", grapt Stippel. Daar moeten ze alle drie hard om lachen.
Het is tijd om te gaan slapen. Spikkel en Stippel zijn moe van...dat avonturen.

De volgende dag staan Spikkel Stippel en Koos Matroos over de Kumuluszee te kijken. Helemaal achteraan de Zee loopt een streep.
"Wat is daar?", wijst Stippel naar de streep.
"Dat...is het einde van Kroelonia. Als je over de streep gaat val je naar beneden...naar de mensenwereld", vertelt Koos. 
"Ben jij al eens bij die streep geweest?", vraagt Spikkel.
"Ja...één keer...", zegt Koos. Koos wordt een beetje wit rond zijn neus.
"Toen ik daar was...waren er ineens...allemaal kleine zwarte wolkjes. Ze riepen iets van ukke...ugge of zoiets. Er vliegt daar ook iets rond. Dat iets roept dan heel hard...taaka of tokka...Heel eng", fluistert Koos.
"Ja ja. Dat wil ik nog wel eens zien", roept Stippel ineens. Want Stippel is nergens bang van. Spikkel wel.
"Durf jij nog een keer naar de streep te varen?', vraagt Stippel aan Koos.
Koos laat zich niet kennen.
"Natuurlijk wel", zegt hij stoer. Spikkel wil liever niet mee. Hij vindt het heel gevaarlijk allemaal. 
"Goed...als die mistflarden maar niet terugkomen", zegt Koos. Spikkel gaat toch maar mee.

Even later varen ze al op de helft van de Kumuluszee. Bolle Jan de wind blaast hard in het zeil van de boot. Dan rolt Koos Matroos het zeil op. Zodat de wind er niet meer in kan blazen. Langzaam vaart de boot naar de rand van Kroelonia. Een eindje voor de streep stopt de boot. Het is doodstil...er gebeurt niks. 
Stippel de stoere acrobaat, wil wel eens over de rand naar beneden kijken.
Koos Matroos en Spikkel vinden dat heel gevaarlijk. Maar Stippel wil toch gaan kijken. Koos heeft een heel lang wolkentouw op zijn boot liggen. Hij bindt Stippel aan het touw vast.
"Wij zullen hier op de boot het touw vasthouden. Kan jij even over de rand gaan hangen", zegt Koos.
"Maar niet te lang...", fluistert Spikkel bezorgd. Stippel neemt een grote sprong. Hij vliegt zo over de rand van Kroelonia.

Daar hangt hij dan. Stippel kijkt zijn ogen uit. Helemaal beneden is de mensenwereld. De mensen zien er heel klein uit. Dan kijkt hij naar de rand van het Grote Wolkenrijk Kroelonia. In de rand zitten hier en daar gaten. Zo nu en dan vallen er platte blauwe wolkjes over de rand. Deze wolkjes zweven zo naar beneden.
"Wat zou er in die gaten zitten?", mompelt Stippel. Hij kan het niet goed zien. Stippel begint te schommelen. Zo komt hij steeds dichter bij de donkere gaten.

Boven in de boot houden Koos en Spikkel het touw goed vast. Het wolkentouw beweegt steeds harder heen en weer.
"Wat is ie toch aan het doen?", schreeuwt Spikkel.  Koos haalt zijn schouders op. Hij weet het ook niet.
"TJAKKA", schreeuwt een stem.  Er vliegt iets rakelings langs de hoofden van Koos en Spikkel. Van schrik laten de twee Kroelioos het touw los...Koos en Spikkel liggen op de bodem van de boot. Er is iets op de boot gaan zitten. Voorzichtig kijkt Koos omhoog. Daar zit een vogel met een bril op naar Koos te staren. De vogel heeft ook een hoed op. Een vreemde vogel.
"TJAKKA", schreeuwt de vogel weer. Koos staat op. Het is geen grote vogel. Koos is niet bang uitgevallen. Hij pakt de vogel stevig vast.
"Wie ben jij?...wat kom je hier doen? sist Koos Matroos.
"Tsakka...kan ik ook aan jou vragen...blauw monster...dat je bent", sist de vogel terug. Dan springt Spikkel op.
"Nee...nee...Koos...we hebben het touw losgelaten...Stippel", roept Spikkel verdrietig. Koos schudt de vogel flink door elkaar.
Ulegere de uil

Allemaal jou schuld...", schreeuwt hij woedend.
"Niet waar...niet waar...tjakka", piept de vogel. Koos laat de vogel los. Hij gaat naast Spikkel zitten. 
"Zijn we Stippel nu kwijt", vraagt Spikkel aan Koos.
Koos geeft geen antwoord.

Stippel schommelt steeds harder. Ineens valt het touw naar benden. Stippel kan nog net naar een van de donkere gaten duiken. Hij rommeldebomt zo het gat in. 
Stippel gaat rechtop zitten. Hij ziet niets zo donker is het. Alleen bij de ingang is het licht.
"Hier maar wachten. Zit niks anders op", mompelt Stippel. Zo zit hij een hele tijd bij de ingang van het gat naar beneden te kijken.
Wat zou er toch gebeurd zijn? Waarom is het touw losgeschoten? Waarom komt niemand mij halen? denkt Stippel.
"Ugge...uch", hoest een stemmetje. Stippel draait zich met een ruk om. In de verte ziet hij twee glimmende oogjes.
"Wie is daar?" schreeuwt Stippel. Hij springt op. De oogjes zijn weer weg. Voorzichtig loopt Stippel naar de achterkant van het donkere gat.
"UGGe...kuch...hoest. UCH".
Stippel blijft staan. overal om hem heen zijn oogjes. Veel oogjes. Stippel durft niet te bewegen.
Hoestbuien


"H...hal...hallo...oogjes", stottert Stippel. De oogjes komen dichterbij.
"Ik...euh...ikke...ben Stippel. Wie zijn...jullie?, vraagt Stippel. De oogjes beginnen luidruchtig te hoesten, uchen en proesten. Dan is het stil.
Een klein stemmetje zegt: "Wij zijn de hoestbuien". 
"Niemand vindt ons aardig", zegt een ander stemmetje verdrietig. 
"Waarom niet?" vraagt Stippel weer.
"Geen mens wil verkouden zijn. Niemand wil hoesten", zegt weer een andere stem.
"Daarom hebben wij ons hier verstopt. Heeft niemand last van ons", fluistert het verdrietige stemmetje weer. Stippel is er stil van geworden. Wat een zielige verhalen allemaal.

Op de boot kijkt de vreemde vogel naar Spikkel en Koos.
"Ik ben de uil Ulegere. Ik bescherm de hoestbuien tegen zeemonsters. En jij bent een zeemonster", wijst de uil naar Koos. Koos kijkt Ulegere raar aan.
"Ik...Ik ben een monster?" zegt Koos. De vogel kijkt Koos boos aan.
"Jij gaat steeds heen en weer over de Kumuluszee. En dat grote oog van jou kijkt overal heen. De hoestbuien zijn bang van jou", zegt Ulegere. Koos Matroos snapt er niks van.
Ulegere

 
"Dit is een boot...geen monster...doet helemaal niks hoor", wijst Koos naar de boot. Ulegere snapt het.
"Ooooh...verkeerd gezien...sorry", fluistert de uil. Spikkel hangt een beetje overboord in de Kumuluszee te turen.
"Stippel...lieve Stippel...waar ben je?" jammert Spikkel. Ulegere de uil gaat naar Stippel toe.
"Is je vriendje over de rand gevallen? " vraagt de Uil. Spikkel knikt van ja.
"Ik kan wel even gaan kijken. Misschien hebben de hoestbuien hem wel opgevangen" zegt de uil weer. Spikkel knikt weer van ja. De uil vliegt weg. Hij duikt zo over de rand. Weg is ie. 
Stippel kijkt naar Koos Matroos.
"Wat zijn hoestbuien?" vraagt Stippel. Koos weet het niet.

Stippel en de hoestbuien zitten in het donker. Niemand zegt iets.
"Fladder de FLap".
Spikkel kijkt met een ruk om. In de opening van het gat is een vogel geland.
"Ulegere...Ulegere", roepen de hoestbuien.
"Ik ben op zoek naar een vreemd wezen. Hebben jullie hem gezien?" vraagt de uil.
"Hier ben ik", roept Stippel. Hij loopt naar de uil toe.
"Je vrienden missen je", zegt Ulegere tegen Stippel.
"Ik mis hen ook. Maar hoe kom ik weer boven?" mompelt Stippel.
"Ik kan je wel even brengen...als je durft" ,  zegt de uil. Dat moet je niet tegen Stippel zeggen. Stippel durft bijna alles...bijna.
"Kom maar op", lacht Stippel. De uil springt Stippel in zijn nek en tilt hem op. Zo vliegt hij het gat uit terug naar boven. De hoestbuien vliegen er al hoestend en proestend achteraan. Stippel heeft zijn ogen stijf dichtgeknepen. Hij durft niet te kijken.

Even later zit het hele stelletje op de boot van Koos  Matroos. Ulegere is niet meer boos op Koos. De hoestbuien zijn niet meer bang. Spikkel en Stippel zitten tegen elkaar aan. Eind goed al goed.

Niet veel later zijn Koos Stippel en Spikkel weer onderweg naar het wolkenland aan de andere kant van de Kumuluszee. Stippel en Spikkel willen zo snel mogelijk weer naar huis. Ze hebben wel weer genoeg geavontuurd.

Phooe wat een avontuur
Ik denk dat Stippel en Spikkel voorlopig 
thuis blijven.
Tot de volgende keer.




Joepdoei en de mazzel

DJEK









 





Geen opmerkingen:

Een reactie posten